Job 40

Alle 2 beschikbare vertalingen

1
CANISIUS

Nu vervolgde Jahweh tot Job, en sprak:

WILLIBRORD

En Jahwe sprak tot Job:

2
CANISIUS

Zal nu de bediller van den Almachtige zwijgen; Of weet de vitter op God hier nog antwoord op?

WILLIBRORD

Jij, schuldeiser van God, wil je nog doorzetten, aanklager van God, wil je nog een laatste woord?

3
CANISIUS

Maar Job antwoordde Jahweh, en sprak:

WILLIBRORD

Maar Job gaf ten antwoord:

4
CANISIUS

Ik ben lichtzinnig geweest: Wat zou ik hierop kunnen zeggen; Ik leg mijn hand op mijn mond.

WILLIBRORD

Nee, ik val te licht; wat moet ik zeggen? Ik leg mijn hand tegen mijn mond:

5
CANISIUS

Ik heb eens gesproken, maar doe het niet weer; Tweemaal, maar ik begin niet opnieuw!

WILLIBRORD

een keer, hoogstens twee keer spreken is genoeg; van mij hoeft het niet meer.

6
CANISIUS

Maar Jahweh vervolgde, en sprak tot Job in de storm

WILLIBRORD

En Jahwe vervolgde vanuit de stormwind en sprak tot Job:

7
CANISIUS

Omgord uw lenden als een man, Ik zal u vragen stellen, gij moogt Mij leren!

WILLIBRORD

Omgord je als een soldaat; Ik stel vragen, jij leest Mij de les.

8
CANISIUS

Wilt ge ook nu nog mijn gerechtigheid loochenen, Mij in het ongelijk stellen, om gelijk te hebben?

WILLIBRORD

Wil jij mijn rechtsorde werkelijk omverwerpen, mij schuldig verklaren om zelf vrijuit te gaan?

9
CANISIUS

Hebt ge dan een arm, zoals God, Kunt ge donderen met een stem als de zijne?

WILLIBRORD

Heb jij een arm zo sterk als die van God? Heb jij een donderstem zo luid als die van God?

10
CANISIUS

Tooi u dan eens met grootheid en luister, Bekleed u met glorie en majesteit!

WILLIBRORD

Omhang je dan met de versierselen van je majesteit, kleed je in glorie en luister.

11
CANISIUS

Stort eens uw toorn in stromen uit, En verneder, wat trots is, met uw blik;

WILLIBRORD

Sproei in het rond de spetters van je toorn, zie om je heen en al wat trots is buigt,

12
CANISIUS

Zie op alle hoogmoedigen neer, en trap ze ineen, Verpletter de bozen terstond;

WILLIBRORD

je hoeft maar te kijken en de hoogmoedigen vallen, jouw heerlijkheid doet hen ineenkrimpen.

13
CANISIUS

Stop ze allen weg in de grond, Zet ze gevangen in het verborgen oord:

WILLIBRORD

Stop ze weg allemaal onder de aarde, leg ze aan boeien in de onderwereld.

14
CANISIUS

Dan zal Ik de eerste zijn, die u prijst, Omdat het uw rechterhand is, die u helpt!

WILLIBRORD

Als je dat kunt, zal ook Ik jou eren, want met eigen hand heb je jouw eigen triomf gemaakt.

15
CANISIUS

Maar zie, daar staat het Nijlpaard, dat Ik heb geschapen, Het vreet gras als een rund.

WILLIBRORD

Kijk naar het nijlpaard - Ik heb het gemaakt zoals Ik jou gemaakt heb - het vreet gras als een rund.

16
CANISIUS

Zie eens, wat kracht in zijn lenden, Wat sterkte in de spieren van zijn buik!

WILLIBRORD

Maar let eens op hoe sterk zijn lenden zijn, hoe krachtig zijn buikspieren,

17
CANISIUS

Hij spant zijn staart als een ceder, De spieren van zijn dijen tot een bundel;

WILLIBRORD

hoe gespannen zijn lid, als een ceder, hoe gebundeld de bilspieren,

18
CANISIUS

Zijn schonken zijn koperen buizen, Zijn knoken als ijzeren staven.

WILLIBRORD

zijn knoken als buizen van brons, zijn botten als ijzeren staven.

19
CANISIUS

Hij is het meesterwerk van God Gemaakt, om over zijn buurtschap te heersen!

WILLIBRORD

Een meesterwerk van Gods scheppende macht. Heb jij het gemaakt? Ga erop af met je zwaard

20
CANISIUS

Ja, de bergen brengen hem schatting, Met al het wild, dat daar speelt;

WILLIBRORD

De dieren van de bergen en de dieren van het veld, het zijn speeldieren, hem onderworpen.

21
CANISIUS

Onder de lotus vleit hij zich neer, Verscholen in riet en moeras;

WILLIBRORD

En hij maar lui onder de lotusplanten liggen, verborgen in riet en moeras

22
CANISIUS

Lotusstruiken beschutten hem met hun schaduw, De waterwilgen staan om hem heen;

WILLIBRORD

onder scherm en schaduw van de lotus beschut door de wilgen langs de rivier.

23
CANISIUS

Al raast de stroom, hij is niet bang, Onverschrokken, al stijgt de Jordaan tot zijn muil.

WILLIBRORD

Al dreigt het water langs alle kanten, hij verroert niet, blijft onbewogen, al reikt de Jordaan tot boven zijn bek.

24
CANISIUS

Wie durft hem bij zijn ogen grijpen, Zijn neus met harpoenen doorboren!

WILLIBRORD

Pak hem bij zijn ogen, haal een touw door zijn neus

25
CANISIUS

Niet beschikbaar in deze vertaling

WILLIBRORD

Jij slaat de krokodil aan de haak, jij legt een bit over zijn tong?

26
CANISIUS

Niet beschikbaar in deze vertaling

WILLIBRORD

Jij boort een rietstuk door zijn neus, een doorn in zijn kaken?

27
CANISIUS

Niet beschikbaar in deze vertaling

WILLIBRORD

En hij maar om genade roepen, flemerige woordjes tot jou spreken?

28
CANISIUS

Niet beschikbaar in deze vertaling

WILLIBRORD

Sluit hij met jou een akkoord om levenslang je vazal te zijn?

29
CANISIUS

Niet beschikbaar in deze vertaling

WILLIBRORD

Is hij jouw tamme speelvogel aan de lijn gelegd voor je dochters?

30
CANISIUS

Niet beschikbaar in deze vertaling

WILLIBRORD

En je collega's hem zeker verhandelen en onder de kooplui verdelen?

31
CANISIUS

Niet beschikbaar in deze vertaling

WILLIBRORD

Prik jij zijn huid vol harpoenen, zijn kop vol vishaken?

32
CANISIUS

Niet beschikbaar in deze vertaling

WILLIBRORD

Je hebt hem voor het grijpen. Maar pas op voor het gevecht. Je zult het wel laten