Dagelijkse Lezingen
zondag 21 september 2025
Eerste Lezing
Amos 8:4-7
Petrus Canisius Vertaling
4Hoort dit, gij die den arme vertrapt, Eenvoudige lieden verdrukt;
5Die zegt: Wanneer is de nieuwe maan voorbij, Dat we weer koren kunnen verkopen, De sabbat, dat wij de graanschuur openen! Die de maat verkleint, de sikkel verzwaart, De weegschaal vervalst.
6Die de zwakken om een geldschuld koopt, Den arme om een paar schoenen, En zelfs de afval van koren verkwanselt.
7Bij Jakobs Glorie heeft Jahweh gezworen: In eeuwigheid zal Ik geen hunner werken vergeten!
Tweede Lezing
1 Timotheüs 2:1-8
Petrus Canisius Vertaling
1Vóór alles dus dring ik er op aan, dat er gebeden, smekingen, voorbeden en dankzeggingen worden opgedragen voor alle mensen;
2voor koningen ook en alle overheden, opdat we een stil en rustig leven mogen leiden in alle vroomheid en eerbaarheid.
3Dit immers is goed en welgevallig aan God onzen Zaligmaker,
4die wil, dat àlle mensen zalig worden en tot de kennis der waarheid geraken.
5Want er is één God, en ook één Middelaar tussen God en de mensen, de Mens Jesus Christus,
6die zich gaf als losprijs voor àllen. Zo luidt de getuigenis voor onze tijd;
7hiertoe ben ik aangesteld als heraut en apostel, -ik spreek waarheid, geen leugen,
8Ik verlang dus, dat de mannen bidden overal, en reine handen opheffen zonder toorn en twijfel.
Psalm
Psalmen 113:1-8
Petrus Canisius Vertaling
1Halleluja! Looft, dienaars van Jahweh, Looft Jahweh’s Naam!
2Gezegend zij de Naam van Jahweh Van nu af tot in eeuwigheid;
4Hoog boven alle volkeren is Jahweh verheven, Hoog boven de hemelen zijn glorie!
5Wie is Jahweh gelijk, onzen God: Die troont in de hoogte,
6En schouwt in de diepte, In hemel en aarde?
7Den geringe verheft Hij uit het stof, Den arme beurt Hij uit het slijk:
8Om hem een plaats bij de vorsten te geven, Bij de vorsten van zijn volk;
Evangelie
Lukas 16:1-13
Petrus Canisius Vertaling
1Nog sprak Hij tot zijn leerlingen: Er was eens een rijk man, die een rentmeester had. Deze werd bij hem aangeklaagd, dat hij zijn goederen verkwistte.
2Hij ontbood hem, en zeide: Wat hoor ik van u? Geef rekenschap van uw beheer; want
3Toen dacht de rentmeester bij zichzelf: Wat zal ik doen? Want mijn heer neemt mij
4Ik weet wat ik doen moet, opdat ze mij bij zich in huis zullen nemen, wanneer ik als rentmeester ben afgezet.
5Hij ontbood één voor één de schuldenaars van zijn heer. En tot den eersten sprak hij: Hoeveel zijt ge mijn heer schuldig?
6Hij zei: Honderd vat olie. Hij sprak tot hem: Ziehier uw schuldbekentenis; ga zitten, en schrijf: Vijftig.
7En tot een tweede sprak hij: En gij, hoeveel zijt gij schuldig? Hij zei: Honderd mud
8En de heer prees den onrechtvaardigen rentmeester, omdat hij met overleg had gehandeld. Waarachtig, de kinderen dezer wereld behartigen hun belangen met meer overleg dan de kinderen van het licht.
9Ik zeg u: Maakt u vrienden door de ongerechte mammon, opdat, wanneer hij u komt te ontvallen, zij u mogen opnemen in de eeuwige tenten.
10Wie betrouwbaar is in het kleine, is ook betrouwbaar in het grote; en die onbetrouwbaar is in het kleine, is ook onbetrouwbaar in het grote.
11Zo gij dus onbetrouwbaar zijt in de valse rijkdom, wie zal u dan de waarachtige rijkdom toevertrouwen?
12En zo gij onbetrouwbaar zijt in het goed van een ander, wie zal u geven, wat u toekomt.
13Geen dienaar kan twee heren dienen; hij zal of den één haten en den ander beminnen, of den één aanhangen en den ander verachten. Gij kunt God niet dienen en de mammon.