Dagelijkse Lezingen
woensdag 27 augustus 2025
Eerste Lezing
1 Tessalonicenzen 2:9-13
Petrus Canisius Vertaling
9Broeders, gij herinnert u toch ons werken en slaven; we hebben u Gods Evangelie verkondigd, zwoegende nacht en dag, om niemand van u tot last te zijn.
10Gij zijt getuigen, en God ook, hoe heilig, rechtschapen en onberispelijk we ons onder u, gelovigen, hebben gedragen.
11Gij weet het ook, hoe we, als een vader het zijn kinderen doet, ieder van u
12hebben vermaand, bemoedigd, bezworen, een leven te leiden welgevallig aan God, die u roept tot zijn rijk en zijn glorie.
13En daarom brengen ook wij dank aan God zonder einde, omdat gij het woord van God, door ons gepreekt, hebt aanvaard, en ook ter harte genomen, niet als het woord van mensen, maar, wat het in werkelijkheid is, als het woord van God, dat ook in u werkt, wanneer gij gelooft.
Psalm
Psalmen 139:7-12
Petrus Canisius Vertaling
7Waar zou ik ooit uw geest ontlopen, Uw aanschijn kunnen ontvluchten?
8Stijg ik ten hemel: Gij zijt er; Daal ik in het dodenrijk af: Gij zijt er!
9Sla ik de wieken als het morgenrood uit, En laat ik mij neer aan de grenzen der zee:
10Ook daar nog leidt mij uw hand, En houdt uw rechter mij vast.
11Al zeg ik: Ha, de duisternis zal mij bedekken, De nacht mij verschuilen:
12Dan maakt duisternis zelfs het niet donker voor U, Straalt de nacht als de dag, het donker als licht!
Evangelie
Mattheüs 23:27-32
Petrus Canisius Vertaling
27Wee u, schriftgeleerden en farizeën; gij huichelaars. Want gij zijt gelijk aan witgepleisterde graven, die van buiten wel mooi zijn, maar van binnen vol doodsbeenderen en allerlei vuil.
28Zo schijnt ook gij van buiten rechtvaardig voor het oog van de mensen, maar van binnen zijt gij vol huichelarij en ongerechtigheid.
29Wee u, schriftgeleerden en farizeën; gij huichelaars, die grafsteden bouwt voor de profeten, de gedenktekens der rechtvaardigen versiert,
30en zegt: Zo wij hadden geleefd in de dagen onzer vaderen, dan zouden wij met hen geen deel hebben gehad aan de moord der profeten.
31Gij getuigt dus tegen uzelf, dat gij zonen zijt van de moordenaars der profeten.
32Welnu dan, maakt de maat uwer vaderen maar vol.