Dagelijkse Lezingen
woensdag 20 augustus 2025
Eerste Lezing
Rechters 9:6-15
Petrus Canisius Vertaling
6Nu kwamen alle burgers van Sikem en heel Bet-Millo bijeen, en riepen Abimélek tot koning uit bij de eik van de gedenksteen, die te Sikem was.
7Toen men dit aan Jotam had bericht, ging hij op de top van de berg Gerizzim staan, en riep met luider stem: Luistert naar mij, burgers van Sikem, opdat God luistere naar u!
8Eens gingen de bomen op weg, om zich een koning te zalven. En ze zeiden tot de olijf: Wees koning over ons!
9Maar de olijf antwoordde: Zou ik ophouden, mijn olie te geven, die God en mens in mij waarderen, en boven de bomen gaan zweven?
10Toen zeiden de bomen tot de vijg: Kom, wees gij dan koning over ons!
11Maar de vijgeboom antwoordde: Zou ik dan ophouden, mijn zoetigheden en heerlijke vrucht te geven, en boven de bomen gaan zweven?
12Daarop zeiden de bomen tot de wijnstok: Kom, wees gij koning over ons!
13Maar de wijnstok antwoordde: Zou ik dan ophouden, mijn most te geven, die God en mensen verblijdt, en boven de bomen gaan zweven?
14Nu zeiden alle bomen tot de doornstruik: Welnu dan, wees gij koning over ons!
15En de doornstruik gaf aan de bomen ten antwoord: Zo ge mij werkelijk over u tot koning wilt zalven, dan moogt ge onder mijn schaduw vluchten; zo niet, dan zal er een vuur van de doornstruik uitgaan, om de ceders van de Libanon te verteren.
Psalm
Psalmen 21:2-7
Petrus Canisius Vertaling
2Gij hebt zijn hartewens vervuld, De bede zijner lippen niet afgewezen.
3Neen, Gij tradt hem tegen met rijke zegen, En zette hem een gouden kroon op het hoofd.
4Léven vroeg hij U: Gij hebt het hem geschonken, Lengte van dagen: voor eeuwig en immer.
5Groot is zijn majesteit door uw hulp, Gij hebt hem met glorie en luister getooid;
6Want Gij hebt hem overstelpt met zegen voor immer, Hem met vreugde overstroomd voor uw aanschijn.
7Ja, de koning blijft op Jahweh vertrouwen, Op de gunst van den Allerhoogste, zonder te wankelen!
Evangelie
Mattheüs 20:1-16
Petrus Canisius Vertaling
1Het rijk der hemelen toch is gelijk aan een heer des huizes, die in de vroege morgen uitging, om arbeiders voor zijn wijngaard te huren.
2Nadat hij met de arbeiders was overeengekomen voor één tienling per dag, stuurde hij ze naar zijn wijngaard.
3En tegen het derde uur ging hij uit, en zag anderen werkeloos staan op de markt.
4Hij zeide hun: Gaat ook gij naar mijn wijngaard; en wat billijk is, zal ik u geven.
5Ze gingen er heen. Opnieuw ging hij tegen het zesde en het negende uur, en deed eveneens.
6Ook tegen het elfde uur ging hij uit, en vond er nog anderen staan. En hij sprak tot hen: Waarom staat gij hier de hele dag werkeloos?
7Ze zeiden hem: Omdat niemand ons heeft gehuurd. Hij zei hun: Gaat ook gij naar mijn wijngaard.
8Toen het nu avond geworden was, sprak de heer van de wijngaard tot zijn rentmeester: Roep de arbeiders, en geef hun het loon: te beginnen bij de laatsten, en zo tot de eersten.
9Zij die op het elfde uur waren gekomen, ontvingen ieder een tienling.
10Toen nu ook de eersten kwamen, dachten ze meer te zullen ontvangen; maar ook zij kregen ieder een tienling.
11Ze namen hem aan, maar begonnen tegen den heer des huizes te mopperen,
12en zeiden: Dezen hier, die het laatst zijn gekomen, hebben slechts één uur gewerkt; en ge stelt ze gelijk met ons, die de last en de hitte van de dag hebben gedragen.
13Maar hij antwoordde aan één van hen: Vriend, ik doe u geen onrecht. Zijt ge niet voor een tienling met mij overeengekomen?
14Neem dus het uwe, en ga heen. Ik wil aan hem, die het laatst is gekomen, evenveel geven als aan u.
15Of staat het me niet vrij, met het mijne te doen wat ik wil? Of zijt ge kwaad, omdat
16Zo zullen de laatsten de eersten zijn, en de eersten de laatsten; want velen zijn geroepen, maar weinigen zijn uitverkoren.