Zefanja 3

Alle 2 beschikbare vertalingen

1
CANISIUS

Wee, de opstandige en bevlekte, De stad van geweld:

WILLIBRORD

Wee de rebelse, de bezoedelde, de hardvochtige stad!

2
CANISIUS

Die naar geen vermaning luistert, En zich niet laat gezeggen; Die niet op Jahweh vertrouwt, Tot haar God niet wil naderen!

WILLIBRORD

Naar een oproep luistert ze niet, een vermaning aanvaardt ze niet. Ze vertrouwt niet op Jahwe en nadert niet tot haar God.

3
CANISIUS

Haar vorsten binnen haar muren zijn brullende leeuwen, Haar rechters steppenwolven, die niets tot de morgen bewaren;

WILLIBRORD

De rijksgroten binnen haar muren zijn brullende leeuwen, haar rechters zijn wolven bij avond, die 's ochtends niets meer te kluiven hebben.

4
CANISIUS

Haar profeten ijdele zwetsers, Trouweloze mannen; Haar priesters bezoedelen het heilige, En verkrachten de wet.

WILLIBRORD

Haar profeten zijn zwetsers en bedriegers; haar priesters schenden wat heilig is en verkrachten de wet.

5
CANISIUS

Jahweh was in haar midden rechtvaardig, Hij pleegde geen onrecht! Iedere morgen sprak Hij recht; Hij bracht het recht aan het licht, Het liet nooit op zich wachten: Maar de boze wist van geen schaamte!

WILLIBRORD

Maar Jahwe de Gerechte is binnen haar muren; Hij doet geen onrecht; morgen aan morgen velt Hij zijn oordeel, zonder mankeren, zodra het weer licht is. Maar de onrechtvaardige weet van geen schaamte.

6
CANISIUS

Ik heb die trotsaards vernield, Hun torens verwoest, Hun wegen ontvolkt, Niemand trok er meer over; Hun steden lagen in puin, Zonder mensen, zonder bewoners.

WILLIBRORD

Volken heb Ik uitgeroeid, hun hoektorens zijn verwoest; hun straten heb Ik zo vernield, dat niemand er meer langs kan; hun steden liggen in puin, zodat er geen mens meer is, geen bewoner meer blijft.

7
CANISIUS

Ik sprak: Zo zult ge Mij vrezen, En u laten gezeggen; Zo zal er niets aan haar ogen ontsnappen, Van al wat Ik haar heb gelast! Maar ze hebben zich enkel beijverd, Al hun werken te verpesten!

WILLIBRORD

Ik had toch gezegd: 'Heb ontzag voor Mij en aanvaard mijn vermaning! Dan zou haar woonplaats niet zijn vernield, zouden al mijn straffen haar niet getroffen hebben.' Maar zij hebben zich enkel gehaast om altijd maar kwaad te bedrijven.

8
CANISIUS

Maar wacht Mij nu af, is de godsspraak van Jahweh, Op de Dag, dat Ik Mij als getuige verhef! Want Ik heb besloten, de volkeren te verzamelen, En koninkrijken op te roepen: Om mijn woedende, ziedende toorn over hen uit te storten; Door het vuur van mijn nijd wordt de hele aarde verteerd!

WILLIBRORD

Daarom: wacht maar op Mij - zo luidt de godsspraak van Jahwe -, wacht op de dag dat Ik als aanklager optreed. Voorwaar, mijn oordeel luidt aldus: Ik verzamel de volken en breng de koninkrijken bijeen om over hen mijn woede uit te storten, al mijn gloeiende toorn. Ja, door het vuur van mijn naijver zal heel de aarde verteerd worden.

9
CANISIUS

Maar dan zal Ik de volkeren Reine lippen verstrekken, Opdat allen de Naam van Jahweh aanroepen, En Hem dienen, schouder aan schouder.

WILLIBRORD

Maar voorwaar, dan geef Ik mijn volk andere lippen, reine lippen, om allen de naam van Jahwe aan te roepen en Hem te dienen, zij aan zij.

10
CANISIUS

Dan komen van over de stromen van Koesj mijn aanbidders, Met mijn verstrooide Dochter Mij spijsoffers brengen!

WILLIBRORD

Van over de rivieren van Ethiopie, waarheen zij verstrooid zijn, komen zij, degenen die Mij aanbidden, mijn offer aan Mij brengen.

11
CANISIUS

Op die dag behoeft gij u niet meer te schamen Over al uw werken, waarmee ge tegen Mij hebt gezondigd; Want dan verwijder Ik uit uw kring uw ijdele zwetsers, Ge zult niet hoogmoedig meer zijn op mijn heilige berg:

WILLIBRORD

Op die dag wordt er onder u geen misdaad tegen Mij meer begaan waarover gij u te schamen hebt, want dan verwijder Ik uit uw midden uw vrolijke grootsprekers; dan is het gedaan met uw hoogmoedig gedrag op mijn heilige berg.

12
CANISIUS

Ik behoud een ootmoedig en nederig volk in uw midden, Dat zijn toevlucht zoekt bij Jahweh’s Naam.

WILLIBRORD

Dan laat Ik binnen uw muren alleen nog over een ootmoedig, bescheiden volk, dat zijn toevlucht vindt bij de naam van Jahwe,

13
CANISIUS

Dan zal Israëls Rest geen kwaad meer bedrijven, Geen leugens meer spreken, En wordt in hun mond Geen bedriegelijke tong meer gevonden. Neen, ze zullen weiden en rusten, Niemand schrikt ze meer op!

WILLIBRORD

de rest van Israël. Zij zullen geen onrecht meer doen en geen onwaarheid meer spreken; in hun mond is geen tong die bedriegt. Ja, zij zullen weiden en neerliggen, zonder door iemand te worden opgeschrikt.

14
CANISIUS

Jubel, dochter van Sion; Israël, juich; Verheug en verblijd u, dochter van Jerusalem, met heel uw hart:

WILLIBRORD

Jubel, dochter Sion! Israël, juich! Verheug en verblijd u met heel uw hart, dochter Jeruzalem!

15
CANISIUS

Want Jahweh heft uw straffen op, En ruimt uw vijand uit de weg; Jahweh, Israëls Koning, is in uw midden, Gij zult geen rampen meer zien!

WILLIBRORD

Jahwe heeft uw vonnis tenietgedaan, Hij heeft uw vijanden weggejaagd. De koning van Israël, Jahwe, Hij is binnen uw muren: gij hebt geen kwaad meer te vrezen.

16
CANISIUS

Op die dag zal men tot Jerusalem zeggen: Vrees niet Sion, laat uw handen niet hangen;

WILLIBRORD

Op die dag zal men tegen Jeruzalem zeggen: Vrees niet, Sion; laat uw handen niet verslappen.

17
CANISIUS

Jahweh, uw God, is te midden van u, een reddende Held. Hij zal om u juichen van vreugde, En zijn liefde vernieuwen, Als op een feestdag huppelen van blijdschap om u!

WILLIBRORD

Jahwe, uw God, is binnen uw muren, een reddende held. Hij zal opgetogen zijn van blijdschap om u en zijn liefde opnieuw laten blijken. Luidkeels roept Hij zijn vreugde om u uit.

18
CANISIUS

Ik neem uit u weg, die u hebben geschandvlekt,

WILLIBRORD

De treurige lieden die ver van het feest blijven, neem Ik van u weg: zij waren een last voor haar, een hoon.

19
CANISIUS

Zie, Ik verniel op die Dag uw verdrukkers; Dan red Ik de kreupelen, En voer de verstrooiden bijeen; Ik breng hen tot glorie en eer Over heel de aarde, waar ze werden gehoond.

WILLIBRORD

Let op, hoe Ik zal afrekenen, in die tijd, met al uw verdrukkers. Dan wil Ik redden wat kreupel is en bijeenbrengen wat uiteen is gejaagd. Tot eer en roem breng Ik hen die over heel de aarde veracht werden.

20
CANISIUS

In die tijd leid Ik u terug, In die tijd verzamel Ik u! Waarachtig, dan schenk Ik u glorie en eer Onder alle volken der aarde, Als Ik uw lot voor uw ogen Ten beste heb gekeerd, spreekt Jahweh!

WILLIBRORD

In die tijd leid Ik u terug; in die tijd, dat Ik u verzamel, breng Ik u, voorwaar, tot eer en roem onder alle volken van de aarde, wanneer Ik voor uw ogen u in uw vroegere staat herstel, zegt JHWH.