Zacharia 2
Alle 2 beschikbare vertalingen
Ik sloeg mijn ogen op, en zag toe. Zie, daar was een man, met een meetsnoer in de hand.
Ik sloeg mijn ogen op en had een visioen: Ik zag vier horens.
Ik zeide: Waar gaat gij heen? Hij gaf mij ten antwoord: Ik ga Jerusalem meten, om
Ik vroeg de engel die met mij sprak: 'Wat hebben die te betekenen?' Hij antwoordde mij: 'Dat zijn de horens die Juda, Israël en Jeruzalem verstrooid hebben.'
En zie, de engel, die tot mij sprak, trad naar voren; maar een andere engel liep hem tegemoet,
Daarop liet Jahwe mij vier smeden zien.
en sprak tot hem: Ga dien jongeman zeggen, dat Jerusalem als een open stad zal zijn om de menigte mensen en dieren daarbinnen.
Ik vroeg: 'Wat komen die doen?' Hij sprak: 'Die horens hadden Juda zozeer verstrooid, dat niemand zijn hoofd meer ophief; nu zijn deze smeden gekomen om die horens schrik aan te jagen, om de volken neer te slaan, die tegen Juda hun horen opstaken en het verstrooiden.'
Ik zelf, is de godsspraak van Jahweh, zal een muur van vuur om hem heen zijn, en een glorie in zijn midden.
Ik sloeg mijn ogen op en had een visioen: Ik zag een man met een meetsnoer in de hand.
Op, op! Vlucht uit het land van het noorden, Is de godsspraak van Jahweh! Want naar de vier windstreken breid Ik u uit, Is de godsspraak van Jahweh!
Ik vroeg: 'Waar gaat u heen?' Hij gaf mij ten antwoord: 'Ik ga Jeruzalem opmeten en kijken, hoe breed en hoe lang het zal worden.'
Op, Sion, Red u, Gij die bij de dochter van Babel woont.
Toen verscheen weer de engel die met mij sprak en een andere engel kwam hem tegemoet.
Want zo spreekt Jahweh der heirscharen na de verdrukking, Hij die mij tot de volken zond, die u hebben geplunderd: Wie u aanraakt, raakt mijn oogappel aan!
Deze zei tot hem: 'Vlug! zeg aan die jongen daar: Jeruzalem moet open blijven, niet ommuurd, vanwege de vele mensen en dieren die in de stad wonen.
Zie, Ik zwaai mijn hand tegen hen: Ze worden een buit van hun slaven, En gij zult weten, dat Jahweh der heirscharen mij heeft gezonden!
Ik zelf - zo luidt de godsspraak van Jahwe - zal rondom haar een muur van vuur zijn en met mijn luister midden in haar wonen.'
Verheug en verblijd u, dochter van Sion: Want zie, Ik kom, Om in uw midden te wonen, Is de godsspraak van Jahweh;
Op! Op! Gij moet vluchten uit het land van het noorden - zo luidt de godsspraak van Jahwe -, want evenals de vier winden, die over de hemel waaien, heb Ik u uiteengedreven - zo luidt de godsspraak van Jahwe.
Op die dag sluiten talrijke volken zich bij Jahweh aan, En worden mijn volk! Dan zal Ik in uw midden wonen, En gij zult weten, dat Jahweh der heirscharen mij heeft gezonden!
Op, Sion! Gij moet redding zoeken, gij die verblijft bij de dochter Babel,
Jahweh zal Juda tot erfdeel bezitten op de heilige grond, En Jerusalem weer uitverkiezen.
want zo spreekt Jahwe van de machten, wiens heerlijkheid mij is verschenen en mij gezonden heeft; zo spreekt Hij over de volken, die u hebben geplunderd - weet wel: wie u raakt, raakt zijn oogappel -:
Zwijg stil, alle vlees voor het aanschijn van Jahweh, Want Hij staat op uit zijn heilige woning!
Zie, Ik strek mijn hand tegen hen uit en zij zullen een prooi worden voor hun slaven. Zo zult gij weten, dat Jahwe van de machten mij gezonden heeft.
Niet beschikbaar in deze vertaling
Juich en verheug u, dochter Sion, want zie, Ik kom en Ik zal bij u wonen - zo luidt de godsspraak van Jahwe.
Niet beschikbaar in deze vertaling
Op die dag zullen vele volken zich bij Jahwe aansluiten; zij zullen mijn volk zijn en Ik zal bij u wonen. Dan zult gij weten, dat Jahwe van de machten mij tot u gezonden heeft.
Niet beschikbaar in deze vertaling
Jahwe zal Juda in bezit nemen als zijn erfdeel op de heilige grond en Hij verkiest Jeruzalem weer uit.
Niet beschikbaar in deze vertaling
Zwijg voor Jahwe, alwat leeft! Hij staat op en komt uit zijn heilige woning.