Wijsheid 7
Alle 2 beschikbare vertalingen
Ook ik ben sterfelijk, zoals alle anderen, Een nazaat van den eerste, en die werd uit aarde gemaakt; In de schoot van een moeder werd ik tot een lichaam gevormd,
Ook ik ben een sterfelijk mens, gelijk alle anderen, en een afstammeling van de eerstgeboetseerde, die uit de aarde is voortgekomen In de moederschoot werd ik tot een lichaam gemodelleerd
In de tijd van tien maanden uit geronnen bloed, Uit het zaad van een man En de lust, aan echtelijke omgang verbonden.
in tien maanden tijds, nadat ik in het bloed was vastgezet door het mannelijk zaad en door de lust, die de bijslaap vergezelde.
Ook ik ademde na de geboorte de gemeenschappelijke lucht, En kwam terecht op de aarde, die allen doet lijden; Ik schreide mijn eerste geluid, gelijk alle anderen,
En toen ik geboren was, ademde ook ik de gemeenschappelijke lucht in en ik viel op de aarde, zoals het ons allen vergaat, en ik liet mijn eerste geschrei horen, juist als alle anderen.
Werd in windselen grootgebracht onder veel zorgen.
In windsels werd ik grootgebracht en ik werd met zorgen omringd.
Want geen koning had ooit bij zijn geboorte een ander begin;
Geen enkele koning immers is zijn leven anders begonnen.
Gelijk is voor allen de aanvang en het einde van het leven.
De intrede in het leven is eender voor allen en gelijk is ook de uittocht.
Daarom heb ik gebeden: toen werd mij inzicht gegeven; Ik smeekte: en de geest van wijsheid kwam in mij.
Ik heb derhalve gebeden en er werd mij inzicht gegeven. Ik heb gesmeekt en de geest van de wijsheid kwam tot mij.
Ik heb haar gesteld boven schepters en tronen; Bij haar vergeleken, telde ik rijkdom voor niets,
Ik schatte haar hoger dan skepters en tronen en ik beschouwde rijkdom als niets in vergelijking met haar.
Zelfs de kostbaarste steen stelde ik niet met haar gelijk; Want alle goud is met haar vergeleken wat stof, En zilver geldt naast haar enkel als slijk.
Geen onbetaalbare steen stelde ik met haar gelijk, want naast haar is alle goud maar wat zand en tegenover haar geldt zilver als slijk.
Meer dan gezondheid en schoonheid had ik haar lief, En gaf haar de voorkeur boven het licht; Want de glans, die zij uitstraalt, dooft nooit.
Meer dan gezondheid en schoonheid kreeg ik haar lief en ik verkoos haar boven het licht, want de glans die zij uitstraalt dooft nimmer.
Tegelijk met haar viel mij groter goed nog ten deel, Want onmetelijke rijkdom ligt in haar handen;
En tegelijk met haar vielen mij alle goede dingen ten deel en onmetelijke rijkdom lag in haar handen.
Ik genoot van dit alles, daar de wijsheid het meebracht, Zonder te weten, dat zij er de moeder van was.
Ik verheugde mij, omdat de wijsheid dat alles meebrengt: ik wist nog niet, dat zij er de moeder van is.
In oprechtheid heb ik haar leren kennen, En zonder afgunst deel ik haar mee,
Zonder bijbedoelingen heb ik de wijsheid verworven, zonder afgunst deel ik haar mee: haar rijkdom verberg ik niet.
Want zij is voor de mensen een onuitputtelijke schat; Die hem benutten, verwerven Gods vriendschap, Omdat ze welgevallig worden door gaven van deugd.
Want zij is voor de mensen een onuitputtelijke schat: wie die schat verwerven winnen de vriendschap met God, omdat zij Hem aangenaam zijn geworden door de vruchten van wat zij hebben geleerd.
Moge God mij dan geven, overeenkomstig mijn kennis te spreken, En gedachten te vormen, zijn gaven waardig! Hij toch is de leidsman der wijsheid, Hij toont aan de wijzen de weg;
God geve mij, te spreken overeenkomstig mijn inzicht en te denken op een manier die past bij wat mij is gegeven, want Hij zelf is zowel de gids naar de wijsheid als de taalmeester van de wijzen.
Want in zijn hand zijn wij, evenals onze woorden, Alle inzicht, bekwaamheid en kunnen.
Want wij zijn in zijn hand, wijzelf en onze woorden en ook alle inzicht en kunstvaardigheid.
Ja, Hijzelf schonk mij betrouwbare kennis der dingen, Om de bouw van het heelal en de kracht der elementen te kennen:
Hij zelf immers heeft mij gegeven betrouwbare kennis van wat er bestaat, zodat ik de bouw ken van het heelal en de kracht van de elementen,
Het begin, het einde en het midden der tijden, Het wenden van de zonnestand, en de wisseling van de jaargetijden,
het begin en het eind en het midden der tijden, de wisseling van de zonnewenden en de opeenvolging van de seizoenen,
De kringloop der jaren en de stand van de sterren.
de kringloop der jaren en de standen der sterren,
De natuur van de dieren en de aard der wilde beesten, De macht van de geesten en de gedachten der mensen, De soorten van planten en de krachten der wortels:
de geaardheden van de dieren en de instincten van de wilde beesten, de macht van de geesten en de gedachten van de mensen, de verschillen tussen de planten en de krachten van de wortels.
Verborgen of zichtbaar, ik heb alles leren kennen, Want de wijsheid, die alles maakte, leerde het mij.
Al wat verborgen en al wat zichtbaar is heb ik leren kennen, want de wijsheid, de maakster van alles, heeft mij onderricht.
Want in haar is een geest, verstandig en heilig, Enig, veelzijdig, onstoffelijk, Vaardig, doordringend en smetteloos, Helder, onkwetsbaar, bedacht op het goede, scherp, Onweerstaanbaar, weldadig, menslievend.
In haar immers is een geest, die verstandig is, heilig, enig, veelzijdig, subtiel, beweeglijk, doordringend, smetteloos, helder, onkwetsbaar, bedacht op het goede, scherpzinnig,
Standvastig, betrouwbaar, zonder zorgen, Alles vermogend en alles besturend, Al de andere geesten doordringend, Hoe verstandig, rein en scherpzinnig zij ook zijn.
onweerstaanbaar, weldadig, menslievend, standvastig, onwankelbaar, onbekommerd, alles vermogend, alles overziende, alle geesten doordringend, hoe verstandig, zuiver en subtiel ze ook zijn.
Want de wijsheid is sneller dan al wat beweegt, Zij doordringt en doortrekt alles door de kracht van haar reinheid.
Want de wijsheid is beweeglijker dan alle beweging; zij doordringt en doortrekt alles door de kracht van haar zuiverheid.
Want zij is een ademtocht van de Majesteit Gods, Een reine uitstraling van de glorie van den Almachtige; Daarom kan niets, wat besmet is, haar raken.
Want zij is de ademtocht van Gods kracht en de pure afstraling van de heerlijkheid van de Almachtige: daarom wordt zij niet aangetast door iets dat bezoedeld is.
Zij is de weerglans van het eeuwige licht, Een vlekkeloze spiegel van Gods kracht, Het beeld van zijn volmaaktheid.
Zij is de afglans van het eeuwig licht, de onbeslagen spiegel van Gods werkzaamheid en het beeld van zijn goedheid.
Zij is slechts één, maar kan alles, Blijft zelf steeds dezelfde, terwijl ze alles vernieuwt; Van geslacht tot geslacht treedt zij binnen in heilige zielen, En vormt ze tot vrienden Gods en profeten.
Hoewel zij één is, vermag zij alles; hoewel zij in zichzelf blijft, vernieuwt zij alles; van geslacht tot geslacht treedt zij binnen in heilige zielen en maakt hen tot vrienden van God en tot profeten.
Want God heeft hen alleen lief, Die met de wijsheid vertrouwd zijn.
Want God bemint alleen diegene die met de wijsheid samenwoont.
Zij is schoner dan de zon en heel het leger der sterren, Met het licht vergeleken, is de voorrang aan haar; Want op het licht volgt de nacht, Maar de wijsheid wordt nooit door de boosheid verwonnen.
Want zij is schoner dan de zon en overtreft de hele sterrenhemel. Met het daglicht vergeleken blijkt zij de meerdere te zijn,
Niet beschikbaar in deze vertaling
want het daglicht wordt afgelost door de nacht, maar de wijsheid wordt niet overmeesterd door de boosheid.