Wijsheid 6
Alle 2 beschikbare vertalingen
Hoort dan, koningen, en luistert, Geeft acht, gij, die geheel de aarde bestuurt;
Luistert dus, koningen, en weest aandachtig, laat u onderrichten, gij die rechtspreekt tot aan de grenzen der aarde.
Leent uw oor, gij, die heerst over velen, En groot gaat op het getal uwer onderdanen!
Spitst uw oren, gij die over velen heerst en groot gaat op de menigten van uw volkeren,
Want uw macht werd u gegeven door den Heer, En uw heerschappij door den Allerhoogste. Hij zal uw daden nagaan en uw plannen doorvorsen;
want uw macht is van de Heer afkomstig en uw heerschappij van de Allerhoogste, die uw daden zal onderzoeken en uw bedoelingen zal naspeuren.
Want ofschoon gij dienaren van zijn koningschap zijt, Hebt gij niet recht geregeerd, niet de wet onderhouden, En niet gewandeld naar Gods wil.
Gij zijt de dienaren van zijn koningschap, maar gij hebt niet goed geregeerd, de wet niet onderhouden en niet gewandeld volgens Gods wil.
Vol verschrikking treedt Hij weldra tegen u op; Want hooggeplaatsten wacht een zeer streng gericht.
Huiveringwekkend en snel zal Hij tegen u optreden, want een onverbiddelijk vonnis treft de hooggeplaatsten.
De mindere toch verdient vergeving en medelijden, Maar de meerdere wordt des te strenger gestraft.
Aan de lager geplaatste immers wordt uit deernis vergiffenis geschonken, de machtigen echter worden met macht bestraft.
Ja, Hij, die de Heer is van allen, vreest niemand, Voor geen grootheid is Hij beducht; Want groot en klein heeft Hij geschapen, Hij zorgt op gelijke wijze voor allen:
De Heer van allen is immers voor niemand bevreesd, en bekommert zich niet om grootheid, want klein en groot heeft Hij zelf gemaakt en voor allen heeft Hij evenveel zorg.
Maar de machtigen wacht eens een streng onderzoek.
De machtigen echter staat een streng onderzoek te wachten.
Tot u dus, vorsten, zijn mijn woorden gericht, Opdat gij wijsheid leert en niet ten val komt.
Tot u dus, heersers, zijn mijn woorden gericht, opdat gij wijsheid leert en niet ten val komt.
Want wie het heilige heilig behandelt, wordt heilig, En wie dit geleerd heeft, kan verantwoording geven.
Want zij die het heilige heilig onderhouden zullen geheiligd worden en wie daarin onderwezen zijn zullen zich kunnen verantwoorden.
Luistert dus gretig naar mijn woorden, Hoort ze verlangend aan; dan wordt gij wijs.
Zet dus uw hart op mijn woorden, weest er begerig naar en gij zult onderwezen worden.
Schoon is de wijsheid, nimmer verwelkt zij; Wie haar beminnen, krijgen haar gemakkelijk te zien. Wie haar zoeken, zullen haar vinden;
Stralend en onverwelkbaar is de wijsheid en zij wordt gemakkelijk ontdekt door wie haar liefhebben en gevonden door wie haar zoeken.
Zij voorkomt zelfs die wens, en vertoont zich het eerst.
Aan wie haar begeren laat zij zich aanstonds kennen.
Wie vroeg om haar opstaat, behoeft zich niet te vermoeien; Want hij vindt haar zitten voor zijn deur.
Wie vroeg voor haar opstaat, hoeft zich niet moe te maken, want hij vindt haar zitten aan zijn deur.
Naar haar te verlangen is het toppunt van doorzicht, En wie zich geen slaap om haar gunt, is dra zonder zorgen;
Want zijn gedachten op haar richten getuigt van een volmaakt inzicht en wie om haar wakker blijft zal spoedig geen moeilijkheden meer hebben.
Want zelf gaat zij rond en zoekt, wie haar waard zijn, Vertoont zich vriendelijk aan hen op hun wegen, En treedt hun tegemoet bij iedere gedachte.
Want zij gaat zelf rond, zoekend naar mensen die haar waardig zijn en op de wegen vertoont zij zich minzaam aan hen en komt hun tegemoet bij iedere gedachte.
Want haar aanvang is oprecht verlangen naar tucht,
Haar begin is het oprechte verlangen naar onderrichting;
En verlangen naar tucht is liefde; Liefde is het onderhouden van haar geboden, Het onderhouden der geboden onderpand van onsterfelijkheid,
de drang naar onderrichting is liefde; de liefde echter is het onderhouden van haar wetten; de ijver voor de wetten is een waarborg voor de onvergankelijkheid;
En onsterfelijkheid brengt in de nabijheid van God:
de onvergankelijkheid brengt in de nabijheid van God;
Zo voert het verlangen naar wijsheid tot het koningschap!
het verlangen naar de wijsheid leidt dus tot de heerschappij.
Als dus tronen en schepters u behagen, vorsten der volken, Eert dan de wijsheid, om voor eeuwig koning te zijn.
Als gij derhalve, heersers over de volken, uw vreugde vindt, in tronen en in skepters, moet gij de wijsheid in ere houden: dan regeert gij tot in eeuwigheid.
Ik wil u verkonden, wat wijsheid is, en hoe zij ontstond; Ik wil u niet haar geheimen verbergen, Maar haar spoor volgen sinds het begin van haar wording; Ik wil haar kennis aan het licht doen treden, En in geen enkel opzicht de waarheid voorbijgaan.
Wat is nu de wijsheid en hoe is zij ontstaan? Ik zal het u bekend maken en u haar geheimen niet verbergen: vanaf het begin van de schepping zal ik haar spoor volgen en hetgeen ik van haar weet zal ik in het volle licht plaatsen en aan de waarheid zal ik niet voorbij gaan.
Ik wil mij ook niet laten leiden door verterende afgunst, Want die gaat met wijsheid niet samen;
Ik zal ook niet op weg gaan met de uitgemergelde afgunst, want die heeft met de wijsheid niets gemeen.
Maar een groot getal wijzen is de redding der wereld, En een verstandig vorst de welvaart van zijn volk.
Een groot aantal wijzen is de redding van de wereld en een verstandige koning is het welzijn van het volk.
Laat u dus door mijn woorden onderrichten, En gij zult er uw voordeel bij vinden.
Laat u dus door mijn woorden onderrichten en gij zult er baat bij hebben.