Wijsheid 5
Alle 2 beschikbare vertalingen
Dan staat de rechtvaardige met groot vertrouwen Tegenover hen, die eens hem verdrukten, En verachtelijk neerzagen op zijn zwoegen.
Dan zal de rechtvaardige daar met grote vrijmoedigheid staan tegenover degenen die hem verdrukt hebben en die zijn inspanningen waardeloos vonden.
Dezen zullen bij dat gezicht van grote vreze worden bevangen, Geheel ontsteld over dat onverwachte heil;
Als zij dat zien, zullen ze verbijsterd worden door hevige schrik en versteld staan om die onvoorziene redding.
Ze zullen tegen elkander zeggen, met rouw in het hart, En in hun zielsangst zuchten:
Vol spijt zullen zij tot elkaar zeggen en in hun benauwdheid zullen zij zuchten: `Dat was nu de man, om wie wij eens gelachen hebben en op wie wij onze spotlust hebben botgevierd,
Dit is nu de man, dien wij vroeger bespotten Als een toonbeeld van hoon, wij verdwaasden. Wij hebben zijn leven voor waanzin gehouden, En zijn einde voor eerloos;
wij dwazen! Zijn leven beschouwden wij als waanzin en zijn dood als smadelijk.
Hoe wordt hij nu onder de kinderen Gods geteld, En deelt hij het lot van de heiligen!
Hoe bestaat het: nu wordt hij onder Gods zonen gerekend en heeft hij zijn aandeel onder de heiligen!
Wij dwaalden dus af van de weg der waarheid; Het licht van de deugd verlichtte ons niet, En de zon ging niet over ons op.
Wij zijn dus afgedwaald van de weg der waarheid en het licht van de gerechtigheid heeft niet voor ons geschenen en de zon is voor ons niet opgegaan.
Wij tobden ons af op de wegen van zonde en verderf, Trokken ongebaande woestijnen door, Maar de weg des Heren kenden wij niet!
Wij hebben ons moegelopen op de paden van de ongerechtigheid en het verderf en wij zijn onbegaanbare woestijnen doorgetrokken, maar de weg van de Heer hebben wij niet gekend.
Wat baatte ons dan die overmoed; Wat hebben geld en grootdoen ons gebracht?
Wat heeft onze overmoed ons gebaat en wat heeft rijkdom en bluf ons opgeleverd?
Het ging alles voorbij als een schaduw, Voorbij als een loos gerucht;
Dat alles is voorbijgegaan als een schaduw en als een vluchtig bericht,
Als een schip, dat de golvende wateren klieft, Zonder dat men een spoor van zijn doortocht kan vinden, Of een pad van zijn kiel in de baren.
als een schip dat door het golvende water vaart: na zijn doortocht is er geen spoor van te vinden, noch het pad, door zijn kiel in de golven gebaand;
Of zoals men bij een vogel, die vliegt door de lucht, Geen enkel teken meer vindt van zijn weg: De ijle lucht wordt gezwiept door het slaan van zijn vleugels En gekliefd door de kracht van zijn vlucht; Met klapperende wieken trekt hij er door, Daarna wordt geen spoor van zijn tocht meer gevonden.
of zoals men, wanneer een vogel vliegt door de lucht, geen teken van zijn tocht meer kan vinden: gezweept door het slaan van de wieken, gespleten door de suizende kracht van de bewegende vleugels, wordt de ijle lucht doorkliefd en er is geen blijk van die vlucht meer in te vinden;
Of zoals een pijl, naar het doel geschoten, De lucht doorklieft, die terstond zich weer sluit, Zodat men zijn baan niet kan zien:
of zoals, wanneer een pijl naar zijn doel schiet, de lucht wordt doorsneden en aanstonds weer samenvloeit, zodat men zijn baan niet meer bespeurt:
Zó zijn wij geboren en ook weer gestorven, Zonder een spoor te kunnen tonen van deugd; Midden in onze boosheid overviel ons het einde.
zo zijn ook wij geboren en weer verdwenen en wij hebben geen blijk van deugd kunnen tonen, maar zijn in onze boosheid ten onder gegaan.'
Ja, de hoop van den zondaar is als kaf, meegesleurd door de wind, Als het lichte schuim, voortgedreven door de storm, Als rook, door een windvlaag verspreid; Ze vervliegt als de herinnering aan een gast van één dag.
Ja, de hoop van de goddeloze is als kaf dat door de wind wordt meegevoerd, als lichte rijp die door een storm wordt weggeblazen, als rook die door de wind wordt verspreid en als de vluchtige herinnering aan een gast die één dag is gebleven.
Maar de rechtvaardigen blijven eeuwig leven; Bij den Heer vinden zij hun loon, De Allerhoogste zorgt voor hen.
De rechtvaardigen echter leven tot in eeuwigheid; zij vinden hun loon bij de Heer en de Allerhoogste draagt zorg voor hen.
Daarom zullen zij het rijk der glorie ontvangen, En een heerlijke kroon uit de hand van den Heer; Want Hij beschermt hen met zijn rechterhand, En beschut hen met zijn arm.
Daarom zullen zij de heerlijke kroon en de schone diadeem uit de hand van de Heer ontvangen: Hij zal hen met zijn rechterhand behoeden en met zijn arm beschutten.
Hij neemt zijn ijverzucht als pantser, En bewapent de schepping om den vijand te straffen;
Hij zal zijn ijverzucht als wapenrusting nemen en Hij zal de schepping bewapenen om zijn vijanden te straffen
Als harnas gordt Hij zijn rechtvaardigheid aan, En zet zijn onfeilbaar oordeel op als helm;
De gerechtigheid zal Hij als harnas aantrekken en een niets ontziend oordeel zal de helm zijn die Hij draagt.
Hij neemt zijn onoverwinlijke heiligheid als schild,
Onoverwinnelijke heiligheid zal Hij als een schild hanteren
Scherpt zijn strenge gramschap tot zwaard, En het heelal strijdt met Hem mee tegen de dwazen.
en van zijn onverbiddelijke toorn zal Hij een scherp zwaard maken; het heelal zal met Hem strijden tegen de dwazen.
De welgemikte pijlen van de bliksem schieten neer, Vliegen van de strakgespannen wolkenboog naar hun doel,
De goedgerichte bliksemschichten zullen neerschieten en van de strak-gespannen boog der wolken naar hun doelwit vliegen.
En grimmige hagelstenen worden uit de slinger geworpen; De wateren der zee storten zich kokend over hen uit, En de stromen bruisen onstuimig aan;
Zijn gramschap zal een slinger zijn waarmee zware hagelstenen geworpen worden; het water van de zee zal tegen hen woeden en de stromen zullen hen onverbiddelijk overspoelen.
De adem van den Almachtige steekt tegen hen op, En jaagt hen uiteen als een orkaan. Zo maakt boosheid de aarde tot een woestenij, En werpt ongerechtigheid de tronen van vorsten omver!
Een machtige adem zal zich tegen hen verheffen en hen als een stormwind verstrooien. Zo zal de ongerechtigheid de hele aarde tot een woestenij maken en zal de misdadigheid de tronen der machthebbers omverwerpen.