Wijsheid 3
Alle 2 beschikbare vertalingen
Maar de zielen der rechtvaardigen zijn in Gods hand; Geen kwelling kan hen deren.
De zielen van de rechtvaardigen echter zijn in Gods hand en geen foltering zal hen deren.
In het oog der dwazen was het, of zij stierven; Men beschouwde hun einde wel als een ramp,
In de ogen van de dwazen schenen zij dood te zijn en hun heengaan werd als een onheil beschouwd,
En hun heengaan van ons als het einde van alles: Maar toch zijn zij in vrede.
hun verdwijnen uit ons midden als een vernietiging. Zij zijn echter in vrede.
Want al scheen het voor de mensen, dat ze werden gestraft, Toch is het de onsterfelijkheid, die hen wacht,
Ook al worden zij naar de mening van de mensen gestraft, zij zijn vervuld van één hoop, de onsterfelijkheid;
En na die korte kastijding worden ze rijkelijk beloond. Want God was het, die hen beproefde En hen Zijner waardig bevond;
na een korte tuchtiging zullen zij een grote weldaad ontvangen, omdat God hen op de proef heeft gesteld en bevonden heeft, dat zij Hem waardig zijn.
Als goud in de smeltoven heeft Hij hen beproefd, Maar als een aangenaam brandoffer hen aanvaard.
Als goud in de smeltkroes heeft Hij hen gekeurd; als een brandoffer heeft Hij hen aanvaard.
Als de tijd van hun vergelding komt zullen zij schitteren Als sprankelende vonken in een stoppelveld;
Wanneer dan de tijd van hun oordeel komt, zullen zij ontbranden en als vlammen door een stoppelveld jagen.
Zij zullen de volkeren richten en de naties beheersen, En de Heer zal hun koning zijn voor eeuwig.
Zij zullen rechtspreken over de naties en heersen over de volkeren en de Heer zal hun koning zijn, in eeuwigheid
Die op Hem hopen, zullen zijn trouw ondervinden, En die Hem trouw zijn, in zijn liefde verblijven; Want genade en erbarming vallen zijn uitverkorenen ten deel.
Zij die op Hem vertrouwen zullen de waarheid verstaan en zij die trouw zijn zullen in liefde bij Hem verblijven, want genade en barmhartigheid vallen zijn uitverkorenen ten deel.
Maar de zondaars worden naar hun gezindheid bestraft, Omdat ze den vrome verachten en den Heer verlaten.
De goddelozen echter zullen de straf krijgen, die zij met hun redeneringen verdiend hebben, want zij hebben de rechtvaardige veracht en zijn van de Heer afvallig geworden.
Want ongelukkig, wie wijsheid en tucht versmaden! Ijdel is hun hoop en hun zwoegen vergeefs, Nutteloos zijn hun werken;
Hij immers die wijsheid en tucht geringschat is een ongelukkig mens: ijdel is hun hoop en hun moeite vergeefs en nutteloos zijn hun werken.
Hun vrouwen zijn onbezonnen, Hun kinderen slecht;
Hun vrouwen zijn dwaas en hun kinderen verdorven; vervloekt is hun nageslacht.
Vervloekt is hun geslacht! Maar gelukkig de kinderloze, die haar reinheid bewaart, En haar sponde zondeloos weet: Bij de vergelding der zielen oogst zij haar vrucht!
Zalig de onvruchtbare vrouw, die zich niet heeft bezoedeld, die van geen zondig bed heeft geweten: zij zal vrucht dragen bij het oordeel over de zielen.
Zo ook de eunuch, die geen boosheid bedrijft, En geen kwaad begeert tegen den Heer; Want een heerlijk loon ontvangt hij voor zijn trouw, Een kostelijk aandeel in de tempel des Heren.
Zalig ook de castraat, wiens hand de wet niet heeft geschonden en die geen zondige gedachten tegen de Heer heeft gekoesterd. want hij zal voor zijn trouw een uitgelezen gunstbewijs ontvangen en een kostelijker aandeel aan de tempel van de Heer.
Overheerlijk toch is de vrucht der goede werken, En de wortel der wijsheid blijft onvergankelijk.
Het streven naar het goede immers brengt roemrijke vruchten voort en zijn wortel, de verstandigheid, is zonder gebrek.
Maar de kinderen van echtbrekers gedijen niet; Kroost, dat in zonde verwekt is, gaat te gronde.
Kinderen van echtbrekers evenwel zullen niet tot hun bestemming komen en wie in een onwettig bed verwekt is zal spoorloos verdwijnen.
Al leven ze ook lang, ze zijn niet in tel, En eerloos is ten slotte hun ouderdom;
Al leven zij lang, zij zullen nooit in tel zijn en het loopt uit op een ouderdom zonder aanzien.
En sterven ze jong, ze hebben geen hoop, Geen vertroosting op de dag van het oordeel.
En sterven zij vroeg, voor hen is er geen hoop en op de dag van het oordeel geen troost,
Want rampzalig is het einde van een boos geslacht!
want hard is het einde van een boos geslacht.