Wijsheid 1

Alle 2 beschikbare vertalingen

1
CANISIUS

Bemint de gerechtigheid, gij heersers der aarde: Houdt den Heer voor ogen in rechtschapenheid, En zoekt Hem in oprechtheid des harten.

WILLIBRORD

Hebt de gerechtigheid lief, gij die het land bestuurt; richt uw gedachten op de Heer in goede gezindheid en zoekt Hem in eenvoud van hart,

2
CANISIUS

Want Hij laat Zich vinden door wie Hem niet beproeven, En openbaart Zich aan die Hem niet wantrouwen.

WILLIBRORD

omdat Hij zich laat vinden door wie Hem niet uitdagen en zich toont aan wie niet weigeren in Hem te geloven.

3
CANISIUS

Gedachten van wantrouwen toch trekken van God af; Beproeft men zijn almacht, dan verslaat zij de dwazen.

WILLIBRORD

want kronkelige redeneringen verwijderen de mensen van God en als zij willen beproeven, hoever zijn macht reikt, worden zij, de dwazen, te schande gemaakt.

4
CANISIUS

Neen, in een arglistige ziel treedt de wijsheid niet binnen; Zij woont niet in een lichaam, in de macht der zonde.

WILLIBRORD

In een ziel die op het kwade belust is neemt de wijsheid niet haar intrek en zij woont niet in een lichaam dat zich aan zonde heeft overgegeven.

5
CANISIUS

Want de heilige geest der tucht vlucht alle onoprechtheid, Keert zich af van zondige gedachten, En trekt zich terug, als de ongerechtigheid nadert,

WILLIBRORD

Want de heilige geest die wijsheid leert is afkerig van onoprechtheid en wars van dom geredeneer en Hij trekt zich terug waar de ongerechtigheid nadert.

6
CANISIUS

Zeker, de wijsheid is een geest vol mensenliefde; Maar zij laat den lasteraar niet ongestraft voor zijn taal. Want God is getuige van zijn nieren, Waarachtige bespieder van zijn hart, En beluisteraar van zijn tong.

WILLIBRORD

De wijsheid is een geest die de mensen liefheeft, maar zij laat de godslasteraar niet ongestraft voor wat er over zijn lippen komt: God immers is de getuige van zijn nieren, de feilloze waarnemer van zijn hart en de beluisteraar van zijn tong.

7
CANISIUS

Ja, de geest des Heren vervult het heelal; Alles samenhoudend, draagt Hij kennis van ieder woord.

WILLIBRORD

Want de geest van de Heer vervult het aardrijk en Hij die alles omvat houdt, Hij weet wat er gesproken wordt.

8
CANISIUS

Daarom blijft niemand verborgen, die goddeloos spreekt; De straffende rechtvaardigheid gaat hem niet voorbij.

WILLIBRORD

Geen enkel mens die zondige dingen zegt kan dan ook verborgen blijven en de gerechtigheid zal hem zeker niet voorbijgaan als zij straffend optreedt.

9
CANISIUS

Want zelfs de gedachten van den zondaar worden ontleed; Het gerucht van zijn woorden dringt door tot den Heer, Zodat zijn zonden worden bestraft.

WILLIBRORD

De gedachten van de goddeloze ontkomen namelijk niet aan een onderzoek en het geluid van zijn woorden dringt door tot de Heer: zo worden zijn ongerechtigheden bestraft.

10
CANISIUS

Een naijverig oor toch verneemt alle geluid; Zelfs het zachtste gemompel blijft niet verborgen.

WILLIBRORD

Want het jaloerse oor hoort alles en morrende geluiden blijven niet onopgemerkt.

11
CANISIUS

Wacht u dus wel voor nutteloos morren, En behoedt uw tong voor de laster; Want zelfs heimelijk spreken blijft niet ongestraft, En een mond, die lastert, brengt dood aan de ziel.

WILLIBRORD

Wacht u dus voor gemor waar gij niet beter van wordt en behoedt uw tong voor lasterpraat, want zelfs wat heimelijk gezegd wordt blijft niet zonder gevolgen en een mond die liegt vermoordt de ziel.

12
CANISIUS

Zoekt toch niet de dood door uw verkeerde wandel; Berokkent u geen verderf door de werken van uw handen.

WILLIBRORD

Jaagt niet de dood na door op uw levensweg te dwalen en haalt u het verderf niet op de hals door de werken van uw handen;

13
CANISIUS

Want het is niet God, die de dood heeft gemaakt; Hij vindt geen vreugde in de ondergang van de levenden.

WILLIBRORD

want God heeft de dood niet gemaakt en Hij vindt geen vreugde in de ondergang van hen die leven,

14
CANISIUS

Hij toch heeft alles geschapen om te leven, En de schepselen der aarde helpen mee. Geen verderfbrengend gift bevindt zich daarin, Zelfs het dodenrijk heeft geen macht op aarde;

WILLIBRORD

maar alles heeft Hij voor het zijn geschapen en de schepselen in de wereld zijn heilzaam; er is geen kruid bij dat verderf brengt en de onderwereld heerst niet over de aarde,

15
CANISIUS

Want de gerechtigheid is onsterfelijk.

WILLIBRORD

want de gerechtigheid is onsterfelijk.

16
CANISIUS

Maar de goddelozen roepen de dood met daden en woorden, Ze smachten er naar, als was hij een vriend; Ze hebben met hem een verbond gesloten, Omdat ze verdienen, zijn buit te worden.

WILLIBRORD

Het zijn de goddelozen, die met hun handen en hun woorden de dood hebben ontboden: zij vergingen van verlangen naar hem die zij voor hun vriend hielden en zij sloten een verbond met hem: en verdienen nu eenmaal zijn prooi te worden.