Spreuken 8

Alle 2 beschikbare vertalingen

1
CANISIUS

Waarachtig, de wijsheid roept, De schranderheid verheft haar stem!

WILLIBRORD

Zie, de Wijsheid roept, het Inzicht laat zijn stem horen.

2
CANISIUS

Zij staat langs de weg op de toppen der hoogten, Op het kruispunt der wegen,

WILLIBRORD

Boven op de hoogten langs de weg, op het kruispunt van de paden heeft zij post gevat.

3
CANISIUS

Opzij van de poorten, aan de ingang der stad, Waar men de poorten betreedt, predikt zij luid:

WILLIBRORD

Naast de poorten roept zij luidkeels, bij de poortingangen verheft zij haar stem:

4
CANISIUS

Ik roep tot u, mannen, Ik spreek tot de kinderen der mensen:

WILLIBRORD

`U, mannen, roep ik toe, mijn stem richt zich tot de zonen der mensen.

5
CANISIUS

Leert toch, onnozelen, wat schranderheid is, Verstaat toch, dwazen, wat wijsheid betekent!

WILLIBRORD

Begrijpt wat verstandig is, gij onervarenen, verwerft u inzicht, gij dwazen!

6
CANISIUS

Luistert, want wat ik zeg is zeker, Wat over mijn lippen komt is juist;

WILLIBRORD

Luistert, want ik ga u iets verhevens vertellen en wat over mijn lippen komt is rechtschapen.

7
CANISIUS

Mijn mond spreekt de waarheid, Van leugentaal hebben mijn lippen een afschuw.

WILLIBRORD

Want mijn verhemelte spreekt waarheid en mijn lippen verfoeien de boosheid.

8
CANISIUS

Al mijn woorden zijn oprecht, Niet één ervan is misleidend of vals;

WILLIBRORD

Al de woorden van mijn mond zijn rechtvaardig, geen enkel ervan is krom of verdraaid.

9
CANISIUS

Voor wie ze verstaat, zijn ze allen treffend, Voor wie ze wil begrijpen, allen juist.

WILLIBRORD

Ze zijn alle redelijk voor hem die verstand heeft en heilzaam voor hen die kennis bezitten.

10
CANISIUS

Neemt liever mijn tucht aan dan zilver, Geeft aan kennis de voorkeur boven het fijnste goud;

WILLIBRORD

Aanvaardt mijn onderricht, liever dan zilver en verkiest mijn kennis boven uitgelezen goud;

11
CANISIUS

Want de wijsheid is meer waard dan juwelen, Geen kostbaarheid komt haar nabij!

WILLIBRORD

want de wijsheid is meer waard dan koralen en geen kostbaarheden komen haar nabij.

12
CANISIUS

Ik, wijsheid, ben met overleg vertrouwd, En beschik over weloverwogen kennis;

WILLIBRORD

Ik, de Wijsheid, ik woon bij de verstandigheid en ik beschik over weldoordachte kennis.

13
CANISIUS

Maar hoogmoed en trots, een slechte levenswandel, En een wispelturige tong zijn een afschuw voor mij.

WILLIBRORD

Het kwade haten: dat is de vrees voor Jahwe. Hoogmoed, verwaandheid, wangedrag en een mond vol slinkse woorden: die haat ik.

14
CANISIUS

Ik beschik over raad en beleid, Ik bezit doorzicht en kracht;

WILLIBRORD

Bij mij ligt raad en schranderheid; ik ben het inzicht, bij mij ligt de kracht.

15
CANISIUS

Door mij zijn de koningen koning, En bepalen de leiders wat recht is;

WILLIBRORD

Door mij zijn de koningen koning en stellen de vorsten vast wat recht is.

16
CANISIUS

Door mij zijn de vorsten vorst, En zijn alle rechtvaardige rechters in aanzien.

WILLIBRORD

Door mij heersen de heersers en de gebieders, al degenen die rechtvaardig oordelen.

17
CANISIUS

Die mij beminnen heb ik lief, En die mij zoeken, zullen mij vinden.

WILLIBRORD

Wie mij liefhebben heb ik lief en wie mij zoeken zullen mij vinden.

18
CANISIUS

Ik beschik over rijkdom en aanzien, Over duurzame welvaart en voorspoed;

WILLIBRORD

Bij mij zijn rijkdom en roem, duurzaam bezit en gerechtigheid.

19
CANISIUS

Mijn vrucht is meer waard dan het edelste goud, Meer dan het fijnste zilver mijn oogst.

WILLIBRORD

Mijn vrucht is meer waard dan goud, dan zuiver goud, mijn opbrengst meer dan uitgelezen zilver.

20
CANISIUS

Ik wandel op de weg der gerechtigheid, Midden op de paden van het recht:

WILLIBRORD

Ik bewandel de weg van de gerechtigheid, de paden van het recht,

21
CANISIUS

Om die mij beminnen, met bezit te verrijken, En hun schatkamers te vullen.

WILLIBRORD

om aan hen die mij liefhebben bezit te verlenen en hun schatkamers te vullen.'

22
CANISIUS

Jahweh schiep mij als zijn eerste gewrocht, Als het eerste werk, dat Hij ooit heeft gemaakt;

WILLIBRORD

Jahwe schiep mij aan het begin van zijn wegen, nog voor zijn werken, van oudsher.

23
CANISIUS

Van oudsher ben ik gevormd, Van den beginne, vóór de eerste tijden der aarde.

WILLIBRORD

Van eeuwigheid ben ik gevormd, vanaf het begin, voordat de aarde ontstond.

24
CANISIUS

Toen er nog geen oceanen waren. was ik geboren, Toen er nog geen bronnen, rijk aan water, bestonden;

WILLIBRORD

Toen er nog geen oceaan was, was ik al ontvangen, toen er nog geen bronnen waren, rijk aan water.

25
CANISIUS

Eer de bergen waren neergelaten, Eer de heuvels ontstonden, werd ik geboren,

WILLIBRORD

Voordat de bergen waren neergezet, eerder dan de heuvelen was ik ontvangen.

26
CANISIUS

Eer Hij de aarde had gemaakt en de velden, En alle grondstoffen der wereld.

WILLIBRORD

Hij had de aarde nog niet gemaakt en de velden, zelfs niet de elementen van de wereld.

27
CANISIUS

Toen Hij de hemel welfde, was ik aanwezig, Toen Hij een kring trok rond het vlak van de oceaan;

WILLIBRORD

Toen Hij de hemel op zijn plaats zette, was ik erbij, toen Hij over de oceaan een boog trok,

28
CANISIUS

Toen Hij daarboven de wolken bevestigde, En de bronnen van de oceaan begonnen te stromen;

WILLIBRORD

toen Hij daarboven het machtige wolkengewelf zette, toen Hij de geweldige bronnen van de oceaan maakte,

29
CANISIUS

Toen Hij de zee haar grenzen stelde, Dat de wateren haar oevers niet zouden overschrijden; Toen Hij de fundamenten der aarde legde:

WILLIBRORD

toen Hij de zee haar grens gaf, zodat het water zijn gebod niet overtrad, toen Hij de grondvesten der aarde bouwde.

30
CANISIUS

Was ik bij Hem als een troetelkind, Was ik elke dag zijn vermaak, Dartelde ik heel de tijd onder zijn ogen,

WILLIBRORD

Ik was bij Hem als uitvoerster, ik was zijn vreugde, dag in dag uit mij verheugend voor zijn aanschijn, altijd door,

31
CANISIUS

Spelend op zijn wereldrond, En mij vermakend met de kinderen der mensen.

WILLIBRORD

mij verheugend over zijn aardrijk en mijn vreugde vindend bij de mensen.

32
CANISIUS

Welnu dan kinderen luistert naar mij; Gelukkig zij, die mijn wegen bewaren;

WILLIBRORD

Welnu, zonen, luistert naar mij: gelukkig degenen die zich aan mijn wegen houden!

33
CANISIUS

Hoort naar de lessen, weest wijs, en verwerpt ze niet. En de wacht houden aan de posten van mijn poorten.

WILLIBRORD

Luistert naar mijn onderricht, zodat gij wijs wordt, en onttrekt u er niet aan.

34
CANISIUS

Gelukkig de mens, die naar mij luistert, Die elke dag aan mijn deuren waken,

WILLIBRORD

Gelukkig de man die naar mij luistert, die waakt bij mijn poorten, dag in dag uit, die blijft wachten bij mijn deurposten.

35
CANISIUS

Wie mij vindt, heeft het leven gevonden, En welbehagen verkregen van Jahweh;

WILLIBRORD

Want wie mij vindt, die vindt het leven en verwerft de gunst van Jahwe,

36
CANISIUS

Maar wie mij mist, benadeelt zichzelf, En al wie mij haten, beminnen de dood!

WILLIBRORD

maar wie mij misloopt, schaadt zichzelf: allen die mij haten beminnen de dood.