Spreuken 7

Alle 2 beschikbare vertalingen

1
CANISIUS

Mijn zoon, neem mijn woorden in acht, En neem mijn wenken ter harte;

WILLIBRORD

Mijn zoon, blijf mijn woorden indachtig en bewaar mijn geboden zorgvuldig.

2
CANISIUS

Onderhoud mijn geboden, opdat ge moogt leven, Let op mijn wenken als op de appel van uw oog.

WILLIBRORD

Wees mijn geboden indachtig - dan zult gij leven - en behoed mijn lering als de appel van uw oog.

3
CANISIUS

Leg ze als een band om uw vingers, Schrijf ze op de tafel van uw hart

WILLIBRORD

Bind ze om uw vingers, schrijf ze op de tafel van uw hart.

4
CANISIUS

Zeg tot de wijsheid: "gij zijt mijn zuster", Noem het verstand: "een bekende";

WILLIBRORD

Zeg tot de wijsheid: `Gij zijt mijn zuster,' en noem de schranderheid uw bloedverwante,

5
CANISIUS

Opdat ze u behoeden voor een vreemde vrouw, Voor een onbekende met haar gladde taal.

WILLIBRORD

om u te behoeden voor de vreemde vrouw, voor de onbekende die gladde woorden spreekt.

6
CANISIUS

Want kijkend door het venster van mijn woning Door de tralies heen,

WILLIBRORD

Want door het venster van mijn huis, door mijn tralies keek ik naar buiten.

7
CANISIUS

Lette ik op het onervaren volk, En zag onder de jongemannen een onverstandigen knaap.

WILLIBRORD

Daar zag ik onder het onervaren volk, merkte ik op onder de jongelieden een knaap zonder verstand.

8
CANISIUS

Hij ging langs de straat, dicht bij haar hoek, En sloeg de richting in naar haar huis,

WILLIBRORD

Hij kwam de straat af, vlak bij een hoek, en ging in de richting van haar huis,

9
CANISIUS

In de schemering, toen de avond viel En het nachtelijk duister.

WILLIBRORD

in de schemering, bij het vallen van de avond, op het ogenblik van het nachtelijk duister.

10
CANISIUS

Daar komt de vrouw op hem af, Opzichtig gekleed met duidelijke bedoelingen.

WILLIBRORD

En zie, daar komt hem een vrouw tegemoet, als een hoer gekleed, arglistig van hart,

11
CANISIUS

Wat ziet ze er losbandig en lichtzinnig uit, In huis kunnen haar voeten het niet houden;

WILLIBRORD

een opgewonden, weerspannige vrouw: haar voeten vinden in haar huis geen rust.

12
CANISIUS

Ze loopt de straat, de pleinen op, En bij elke hoek staat ze op wacht!

WILLIBRORD

Zij loopt op de straat, zij loopt op de pleinen en op elke hoek staat zij te loeren.

13
CANISIUS

Ze grijpt hem vast, geeft hem een kus, En zegt tot hem met een onbeschaamd gezicht:

WILLIBRORD

Zij grijpt hem vast, zij geeft hem een kus en zegt met een brutaal gezicht:

14
CANISIUS

Dankoffers had ik te brengen, Vandaag heb ik mijn geloften betaald;

WILLIBRORD

`Ik moest nog een dankoffer brengen en vandaag heb ik mijn gelofte vervuld.

15
CANISIUS

Daarom ging ik naar buiten, u tegemoet, Om u te zoeken, en ik hèb u gevonden.

WILLIBRORD

Daarom ben ik uitgegaan om jou te ontmoeten, om jou te zoeken, en ik heb je gevonden.

16
CANISIUS

Dekens heb ik op bed gelegd, Bonte dekens van egyptisch lijnwaad;

WILLIBRORD

Ik heb mijn bed gespreid en het bedekt met kleurige weefsels van Egyptisch linnen.

17
CANISIUS

Ik heb mijn bed met myrrhe besprenkeld, Met aloë en kaneel.

WILLIBRORD

Ik heb mijn rustbed besprenkeld met myrrhe, aloë en kaneel.

18
CANISIUS

Kom, laat ons dronken worden van minne, En tot de morgen zwelgen in liefde.

WILLIBRORD

Kom, laten wij ons aan liefkozingen bedrinken, tot de morgen toe, laten wij samen genieten van de liefde.

19
CANISIUS

Mijn man is niet thuis, Hij is op een verre reis;

WILLIBRORD

Want mijn man is niet in zijn huis, hij is op reis gegaan, ver weg.

20
CANISIUS

Een buidel geld heeft hij bij zich gestoken, Dus komt hij met volle maan pas terug.

WILLIBRORD

Hij heeft een beurs vol geld meegenomen; pas als het volle maan is keert hij terug naar zijn huis.'

21
CANISIUS

Door haar radde taal verleidde ze hem, Met haar gladde tong troonde ze hem mee.

WILLIBRORD

Zij haalt hem over met haar vele woorden, door de gladheid van haar lippen troont zij hem mee.

22
CANISIUS

Daar loopt de sukkel met haar mee, Als een stier, die naar de slachtbank gaat; Als een hert, dat huppelt naar het net,

WILLIBRORD

Blindelings loopt hij achter haar aan, als een rund dat naar het slachthuis gaat, als een hert dat naar de strik toedartelt,

23
CANISIUS

Totdat een pijl hem het hart doorboort; Als een vogel, die scheert naar de strik, En niet vermoedt, dat het om zijn leven gaat.

WILLIBRORD

totdat een pijl zijn lever doorboort, als een vogel die zich rept naar het klapnet, niet wetend, dat dit zijn leven belaagt.

24
CANISIUS

Welnu dan, kinderen, luistert naar mij, Schenkt uw aandacht aan mijn woorden.

WILLIBRORD

Welnu, mijn zonen, luistert naar mij en schenkt aandacht aan de woorden van mijn mond.

25
CANISIUS

Laat u niet op haar wegen verleiden, Dwaalt niet op haar paden rond.

WILLIBRORD

Laat uw hart niet afwijken naar haar paden en begeeft u niet op haar dwaalwegen.

26
CANISIUS

Want talrijke slachtoffers heeft ze gemaakt, Velen heeft ze om hals gebracht;

WILLIBRORD

Want talrijk zijn de verslagenen, die zij heeft geveld, en haar slachtoffers zijn met velen.

27
CANISIUS

Een weg naar de onderwereld is haar huis, Vandaar daalt men af naar het dodenrijk.

WILLIBRORD

Haar huis is een weg naar de onderwereld, een weg die afdaalt naar de kamers van de dood.