Spreuken 5

Alle 2 beschikbare vertalingen

1
CANISIUS

Mijn zoon, schenk uw aandacht aan mijn wijsheid, Neig uw oor tot mijn inzicht;

WILLIBRORD

Mijn zoon, schenk uw aandacht aan mijn wijsheid en neig uw oor naar mijn inzicht,

2
CANISIUS

Dat overleg en ervaring u mogen behoeden, En u bewaren voor de lippen van een vreemde vrouw.

WILLIBRORD

om te zorgen dat gij bedachtzaam blijft en dat uw lippen de kennis bewaren.

3
CANISIUS

Want al druipen de lippen der vreemde van honing, En is haar gehemelte gladder dan olie,

WILLIBRORD

Van honing druipen de lippen van de vreemde vrouw en haar verhemelte is gladder dan olie,

4
CANISIUS

Ten slotte is zij bitter als alsem, En scherp als een tweesnijdend zwaard.

WILLIBRORD

maar haar eind is zo bitter als alsem, zo scherp als een tweesnijdend zwaard.

5
CANISIUS

Haar voeten dalen af naar de dood, Tot de onderwereld leiden haar schreden;

WILLIBRORD

Haar voeten dalen af naar de dood, haar schreden gaan recht op de onderwereld toe.

6
CANISIUS

Ze bakent de weg des levens niet af, Maar haar paden kronkelen ongemerkt!

WILLIBRORD

Om te voorkomen dat gij de weg naar het leven ontwaart, gaan haar paden her - en derwaarts, zonder dat gij het beseft.

7
CANISIUS

Welnu dan kinderen, luistert naar mij, Keert u niet af van mijn woorden.

WILLIBRORD

En dus, mijn zonen, luistert naar mij en wijkt niet af van de woorden van mijn mond.

8
CANISIUS

Houd uw weg verre van haar, Nader niet tot de deur van haar huis:

WILLIBRORD

Houdt uw wegen verre van haar en komt niet te dicht bij de deur van haar huis:

9
CANISIUS

Anders moet ge aan anderen uw frisheid afstaan, Uw jaren offeren aan een ongenadig mens

WILLIBRORD

anders geeft gij uw bloesem prijs aan vreemden, uw jaren aan een meedogenloos wezen;

10
CANISIUS

Verrijken zich vreemden met uw vermogen, En komt uw zuurverdiend loon in het huis van een ander.

WILLIBRORD

dan verzadigen anderen zich aan uw kracht en komt uw gezwoeg ten goede aan het huis van een onbekende;

11
CANISIUS

Dan slaat ge ten slotte aan ‘t jammeren, En moet ge, als heel uw lichaam op is, bekennen:

WILLIBRORD

dan kermt gij tenslotte, als uw vlees en uw lichaam weggeteerd zijn,

12
CANISIUS

Hoe heb ik toch de tucht kunnen haten, En de vermaning in de wind kunnen slaan?

WILLIBRORD

en zegt gij: `Waarom heb ik de tucht verfoeid en heeft mijn hart de vermaningen versmaad?

13
CANISIUS

Waarom heb ik niet geluisterd naar hen, die mij onderwezen, Geen aandacht geschonken aan hen, die mij leerden?

WILLIBRORD

Waarom heb ik niet naar de stem van mijn leraren geluisterd en mijn oor niet geneigd naar mijn meesters?

14
CANISIUS

Nu hebben mij haast alle rampen getroffen Midden in de kring van mijn volk!

WILLIBRORD

Haast was mij het ergste overkomen te midden van het vergaderde volk.'

15
CANISIUS

Drink water uit uw eigen bron, Een koele dronk uit uw eigen put

WILLIBRORD

Drinkt het water uit uw eigen regenbak en wat er opwelt in uw eigen put.

16
CANISIUS

Zoudt ge úw wellen over de rand laten stromen, Uw watergolven over de straten?

WILLIBRORD

Moeten uw bronnen over de straat stromen en uw waterbeken over de pleinen?

17
CANISIUS

Néén, u alleen behoren zij toe, Niet aan vreemden nevens u.

WILLIBRORD

Laat ze voor u alleen zijn en niet voor vreemden, samen met u!

18
CANISIUS

Houd dus uw bron voor u zelf, En geniet van de vrouw uwer jeugd:

WILLIBRORD

Laat uw bronwel gezegend zijn en verheug u met de vrouw van uw jonge jaren.

19
CANISIUS

Die aanminnige hinde, Die bevallige gems; Haar borsten mogen u ten allen tijde bevredigen. Aan haar liefde moogt ge u voortdurend bedwelmen.

WILLIBRORD

Die lieftallige hinde, die bekoorlijke gazelle: laat haar liefkozingen u altijd laven en weest altijd verrukt van haar liefde.

20
CANISIUS

Waarom, mijn zoon, zoudt ge u aan een vreemde te buiten gaan, De boezem strelen van een onbekende?

WILLIBRORD

Waarom, mijn zoon, zoudt gij u laten verrukken door een vreemde vrouw en de boezem van een onbekende omarmen?

21
CANISIUS

Voor de ogen van Jahweh liggen de wegen van iedereen open, Hij let op de paden van allen:

WILLIBRORD

De ogen van Jahwe zijn immers gericht op de wegen van de mens en Hij let op al zijn gangen.

22
CANISIUS

De boze wordt in zijn eigen wandaden verstrikt, In de banden van zijn zonden gevangen;

WILLIBRORD

De boze raakt in zijn eigen misdaden verstrikt en hij wordt geboeid met de koorden van zijn eigen zonde.

23
CANISIUS

Zijn losbandigheid brengt hem om het leven, Door zijn vele dwaasheden komt hij om.

WILLIBRORD

Hij zal sterven bij gebrek aan tucht en door de grote dwaasheid, die hem zo verrukte.