Spreuken 31

Alle 2 beschikbare vertalingen

1
CANISIUS

Wenken voor Lemoeël, den koning van Massa, die zijn moeder hem gaf.

WILLIBRORD

Woorden van Lemuel, de koning van Massa, waarmee zijn moeder hem vermaand heeft.

2
CANISIUS

Mijn zoon, wat zal ik u zeggen; Wat, kind van mijn schoot; Wat, kind van mijn geloften!

WILLIBRORD

Neen, mijn zoon, neen, zoon van mijn schoot, neen, zoon van mijn geloften!

3
CANISIUS

Verkwist uw geld niet aan vrouwen, Schenk uw hart niet aan haar, die koningen verderven;

WILLIBRORD

Geef uw kracht niet aan de vrouwen en uw rijkdom niet aan haar, die koningen te gronde richten.

4
CANISIUS

Dat past geen koningen, Lemoeël! Het past geen koningen, wijn te drinken; Vorsten mogen niet verzot zijn op drank.

WILLIBRORD

Het past koningen niet, Lemuel, het past koningen niet wijn te drinken, en vorsten niet sterke drank te begeren,

5
CANISIUS

Anders vergeten zij al drinkend de wet, En verdraaien het recht van alle verdrukten.

WILLIBRORD

opdat zij niet, al drinkend, de geboden vergeten en het recht van alle noodlijdenden verkrachten.

6
CANISIUS

Geef de drank maar aan hen, die ontredderd zijn, Schenk wijn aan bedroefden:

WILLIBRORD

Geef sterke drank aan hem die te gronde gaat, wijn aan hem die bedroefd van hart is:

7
CANISIUS

Al drinkend vergeten ze hun armoe, En denken niet meer aan hun zorgen.

WILLIBRORD

Laat hem, al drinkend zijn armoede vergeten en zijn ellende niet meer gedachtig zijn.

8
CANISIUS

Kom op voor hen, die niets weten te zeggen, Voor het recht van allen, die verkwijnen;

WILLIBRORD

Open uw mond voor de stomme, voor het recht van hulpelozen;

9
CANISIUS

Open uw mond, geef een billijk vonnis, Verschaf recht aan armen en tobbers.

WILLIBRORD

open uw mond en geef een rechtvaardig oordeel en verschaf recht aan de armen en noodlijdenden.

10
CANISIUS

Een flinke vrouw! Men vindt haar niet licht; Haar waarde is hoger dan die van juwelen!

WILLIBRORD

Een sterke vrouw, wie zal haar vinden? Haar waarde gaat die van koralen ver te boven!

11
CANISIUS

Haar man kan vast op haar bouwen, Hem ontgaat geen winst.

WILLIBRORD

Het hart van haar man vertrouwt op haar en het zal hem aan winst niet ontbreken.

12
CANISIUS

Ze brengt hem voordeel, zolang hij leeft, Nimmer zal ze hem schaden;

WILLIBRORD

Zij brengt hem geluk, geen ongeluk, alle dagen van haar leven.

13
CANISIUS

Ze haalt wol en linnen in huis, En verwerkt die met willige handen.

WILLIBRORD

Zij zoekt zorgvuldig wol en linnen uit en doet ermee wat haar handen aangenaam vinden.

14
CANISIUS

Als een handelsschip haalt ze van verre haar spijs,

WILLIBRORD

Zij is als het schip van een koopman en haalt van verre haar voedsel.

15
CANISIUS

En als het nog nacht is, staat ze al op, Bereidt ze het eten voor haar gezin, En wijst haar dienstboden de dagtaak aan.

WILLIBRORD

Zij staat op terwijl het nog nacht is en deelt leeftocht uit aan haar gezin en geeft haar dienstmaagden het deel dat hen toekomt.

16
CANISIUS

Na rijp beraad koopt ze een akker, Van wat ze verdiende plant ze een wijngaard;

WILLIBRORD

Zij slaat het oog op een akker en koopt die, van de vrucht van haar handen plant zij een wijngaard.

17
CANISIUS

Ze gordelt haar lenden met kracht, De handen steekt ze uit de mouwen.

WILLIBRORD

Zij omgordt haar lenden met kracht en maakt haar armen sterk.

18
CANISIUS

Ze onderzoekt, of haar huishouden loopt, Zelfs in de nacht gaat haar lamp niet uit;

WILLIBRORD

Zij merkt dat haar ondernemingen slagen: 's nachts gaat haar lamp niet uit.

19
CANISIUS

Ze slaat de hand aan het spinnewiel, Haar vingers grijpen de klos.

WILLIBRORD

Zij strekt de handen uit naar het spinrokken en houdt de weefspoel in haar vingers.

20
CANISIUS

Ze is vrijgevig voor den arme, Den behoeftige stopt ze iets toe;

WILLIBRORD

Zij opent haar hand voor de behoeftige en strekt haar armen uit naar de misdeelde.

21
CANISIUS

Voor haar gezin hoeft ze de kou niet te vrezen, Want heel haar gezin heeft een dubbel stel kleren.

WILLIBRORD

Zij vreest voor haar gezin geen sneeuw, want heel haar gezin is in scharlaken gekleed.

22
CANISIUS

Zelf maakt ze haar mantels, Ze gaat in lijnwaad en purper gekleed;

WILLIBRORD

Zij vervaardigt dekens; Zij is in byssus en purper gekleed.

23
CANISIUS

Ook haar man valt op in de poorten, Waar hij zetelt met de oudsten van het land.

WILLIBRORD

Haar man is vermaard in de poorten, als hij daar zetelt met de oudsten van het land.

24
CANISIUS

Ze verkoopt de eigengemaakte gewaden, En levert den handelaar gordels;

WILLIBRORD

Zij vervaardigt linnen kleren en verkoopt ze; zij levert gordels aan de koopman.

25
CANISIUS

Ze is met kracht en voornaamheid bekleed, En kent geen angst voor de komende dag.

WILLIBRORD

Kracht en luister zijn haar gewaad en zij ziet lachend de komende dag tegemoet.

26
CANISIUS

Haar mond is vol wijsheid, Een vriendelijke wenk ligt op haar tong:

WILLIBRORD

Zij opent haar mond en zij spreekt wijsheid; van haar tong komen lieflijke lessen.

27
CANISIUS

Zo gaat ze de gangen na van haar gezin, Niet in ledigheid eet ze haar brood!

WILLIBRORD

Zij gaat de gangen van haar gezin na en eet haar brood niet in ledigheid.

28
CANISIUS

Haar zonen staan op, en prijzen haar gelukkig, Haar man ook geeft haar deze lof:

WILLIBRORD

Haar zonen staan op en prijzen haar gelukkig, haar man staat op en roemt haar:

29
CANISIUS

"Menige vrouw weert zich dapper, Maar gij hebt ze allen overtroffen!"

WILLIBRORD

`Veel vrouwen hebben zich wakker gedragen, maar gij overtreft ze alle!'

30
CANISIUS

Bedriegelijk is de bevalligheid, en broos is de schoonheid; Maar een vrouw, die Jahweh vreest, blijft geëerd.

WILLIBRORD

Bevalligheid is bedrieglijk, schoonheid vluchtig, maar een vrouw die Jahwe vreest, moet geroemd worden.

31
CANISIUS

Laat haar genieten van wat haar handen wrochtten, In de poorten zullen haar daden haar prijzen!

WILLIBRORD

Bejubelt haar om de vrucht van haar handen en roemt haar in de poorten om haar werken.