Spreuken 24

Alle 2 beschikbare vertalingen

1
CANISIUS

Wees niet afgunstig op booswichten, Verlang niet naar hun gezelschap;

WILLIBRORD

Benijd de boosdoeners niet en verlang niet naar hun gezelschap;

2
CANISIUS

Want wat zij willen is geweld, Wat zij bespreken, is onheil.

WILLIBRORD

want hun hart overweegt geweld en hun lippen spreken onheil.

3
CANISIUS

Door wijsheid wordt een huis gebouwd, Door inzicht houdt het stand;

WILLIBRORD

Door wijsheid wordt een huis gebouwd en door inzicht wordt het stevig gemaakt.

4
CANISIUS

Door kunde worden de kamers vol Van allerlei kostbaar en prettig bezit.

WILLIBRORD

Door kennis worden de kamers gevuld met allerlei kostbaar en heerlijk bezit.

5
CANISIUS

Een wijze is meer waard dan een sterke, Een man van ervaring meer dan een krachtmens;

WILLIBRORD

Een wijs man is een sterk man en een man van kennis toont veel kracht;

6
CANISIUS

Want alleen met overleg wordt een oorlog gevoerd, De zege bevochten door rijp beraad.

WILLIBRORD

want met beleid moet ge oorlog voeren en de overwinning valt daar waar veel raadgevers zijn.

7
CANISIUS

Voor een dwaas is de wijsheid te hoog; Daarom doet hij in de poort zijn mond niet open.

WILLIBRORD

Voor een dwaas is de wijsheid te verheven en hij doet in de poort zijn mond niet open.

8
CANISIUS

Wie op kwaad zint, Wordt een gluiperd genoemd.

WILLIBRORD

Hij die op het kwade zint zal een arglistig man genoemd worden.

9
CANISIUS

De gedachten van een dwaas zijn zondig, Een spotter is voor de mensen een gruwel.

WILLIBRORD

Wat de dwaasheid beraamt is zonde en de spotter is de mensen een gruwel.

10
CANISIUS

Gedraagt ge u slap, als het u goed gaat, Dan schieten in moeilijke tijden uw krachten te kort.

WILLIBRORD

Als gij u zwak toont op de dag van de benauwenis, is uw kracht maar gering.

11
CANISIUS

Red hen, die ter dood worden gebracht; Bevrijd hen, die naar de plaats van terechtstelling wankelen.

WILLIBRORD

Red degenen die weggeleid worden om te sterven en behoed toch hen die wankelend ter slachting gaan.

12
CANISIUS

Al zegt ge: "Och, we wisten het niet," Zou Hij, die de harten peilt, het niet merken,

WILLIBRORD

Als gij zegt: `Wij wisten het immers niet!' - Hij die de harten doorgrondt, Hij weet er alles van; en Hij die op u let, neemt het waar en vergeldt de mens naar zijn werken.

13
CANISIUS

Mijn zoon, eet honing, want die smaakt goed; Honingzeem is zoet voor het gehemelte:

WILLIBRORD

Eet honing, mijn zoon, want die is goed en honingzeem streelt uw gehemelte.

14
CANISIUS

Zo is ook de kennis goed voor uw hart, En de wijsheid voor uw ziel. Vindt ge haar, dan is er toekomst, En wordt uw verwachting niet beschaamd.

WILLIBRORD

Iets dergelijks zijn kennis en wijsheid voor uw ziel: als gij ze vindt, is er toekomst voor u en wordt uw hoop niet afgesneden.

15
CANISIUS

Booswicht, loer niet op de woning van den rechtvaardige, Beproef niet, zijn verblijf te vernielen;

WILLIBRORD

Gij zondaar, belaag de woning van de rechtvaardige niet en verwoest niet zijn verblijfplaats;

16
CANISIUS

Want al valt de rechtvaardige zevenmaal, hij staat weer op, Maar de bozen blijven liggen in het kwaad.

WILLIBRORD

want al valt de rechtvaardige zevenmaal, hij staat weer op, maar de zondaars tuimelen neer in het kwaad.

17
CANISIUS

Als uw vijand valt, moet ge u niet verheugen, Als hij struikelt, u niet verblijden;

WILLIBRORD

Verheug u niet, als uw vijand valt, en laat uw hart niet juichen, als hij tuimelt.

18
CANISIUS

Want als Jahweh het ziet, mishaagt het Hem, En wendt Hij zijn gramschap van hem op u af.

WILLIBRORD

Anders zou Jahwe dat zien en het misprijzen en zijn toorn van hem afwenden.

19
CANISIUS

Erger u niet over hen, die kwaad doen, Wees niet jaloers op booswichten;

WILLIBRORD

Wees niet jaloers op boosdoeners en benijd de zondaars niet,

20
CANISIUS

Want voor den booswicht is er geen toekomst, De lamp der bozen gaat uit.

WILLIBRORD

want voor de boze is er geen toekomst en de lamp van de zondaars gaat uit.

21
CANISIUS

Mijn zoon, vrees Jahweh en den koning, Houd u niet met nieuwlichters op;

WILLIBRORD

Mijn zoon, vrees Jahwe en de koning en laat u niet in met andersgezinden;

22
CANISIUS

Want plotseling daagt hun ongeluk, Wie weet, wat hun einde zal zijn?

WILLIBRORD

want plotseling komen die twee met hun onheil: wie kent de rampspoed die zij teweegbrengen?

23
CANISIUS

Ook de volgende spreuken zijn van wijzen. Partijdigheid in een rechtszaak is nooit goed

WILLIBRORD

Verdere woorden van de wijzen. Partijdigheid bij de rechtspraak deugt niet.

24
CANISIUS

Wie tot een schuldige zegt: ge hebt gelijk, De volkeren zullen hem verwensen, De naties hem vloeken.

WILLIBRORD

Wie tot de schuldige zegt: `U bent onschuldig' - hij wordt door de volken vervloekt, door de naties verwenst.

25
CANISIUS

Maar die hem bestraffen, gaat het goed, Op hen rust zegen en voorspoed;

WILLIBRORD

Maar zij die weten te straffen worden gelukkig en over hen komt rijke zegen.

26
CANISIUS

Een kus op de lippen krijgt hij, Die een rechtvaardige uitspraak doet.

WILLIBRORD

Wie een oprecht antwoord geeft, hij drukt een kus op de lippen.

27
CANISIUS

Stel orde op uw werk buitenshuis, Maak, dat het klaar is op uw akker; Neem dan eerst een vrouw En bouw u een huis.

WILLIBRORD

Doe eerst uw werkzaamheden buiten en maak de arbeid op de akker af: dan kunt gij daarna uw huis gaan bouwen.

28
CANISIUS

Leg geen valse getuigenis af tegen uw naaste, Waarom zouden uw lippen bedriegen?

WILLIBRORD

Wees geen lichtvaardig getuige tegen uw naaste: zoudt gij met uw lippen bedriegen?

29
CANISIUS

Zeg niet: "Zoals hij mij heeft gedaan, zal ik hem doen; Ik zet den man zijn daden

WILLIBRORD

Zeg niet: `Zoals hij mij heeft gedaan, doe ik hem! Ik zal die man naar zijn werken vergelden!'

30
CANISIUS

Ik kwam eens langs de akker van een luiaard, Langs de wijngaard van een dwaas;

WILLIBRORD

Ik kwam langs de akker van een luiaard en langs de wijngaard van iemand zonder verstand.

31
CANISIUS

En zie: hij was geheel met onkruid begroeid, De grond met distels bedekt, En de stenen muur lag in puin.

WILLIBRORD

En jawel! Er groeiden alleen maar distels en onkruid bedekte de grond; zijn stenen muur was ingestort.

32
CANISIUS

Toen ik dat zag, nam ik het ter harte; Toen ik dat merkte, heb ik er deze les uit getrokken:

WILLIBRORD

Ik bekeek het, ik dacht erover na, Ik zag het en ik trok er lering uit:

33
CANISIUS

Nog even slapen, nog even soezen, Nog even in bed de handen over elkaar;

WILLIBRORD

Nog even slapen, nog even rusten, nog even de armen over elkaar en liggen!

34
CANISIUS

Dan overvalt u de armoe als een zwerver, Het gebrek als een rover.

WILLIBRORD

Zo komt de armoede op u toe en het gebrek, als een welbewapend man.