Spreuken 19

Alle 2 beschikbare vertalingen

1
CANISIUS

Beter een arme, die onberispelijk wandelt, Dan een rijke, die verkeerde wegen gaat.

WILLIBRORD

Beter een arme die onberispelijk wandelt dan een man met slinkse woorden die een dwaas is.

2
CANISIUS

Zonder verstand deugt zelfs de ijver niet; Wie te haastig loopt, doet een misstap.

WILLIBRORD

IJver zonder inzicht deugt niet en wie met zijn voeten te vlug is, stapt mis.

3
CANISIUS

Door zijn dwaasheid komt de mens op het verkeerde pad, Maar hij zelf wijt het aan Jahweh!

WILLIBRORD

De dwaasheid van de mens brengt hem op de verkeerde weg, en dan is hij nog kwaad op Jahwe!

4
CANISIUS

Rijkdom maakt vele vrienden, Een arme raakt zijn vrienden kwijt.

WILLIBRORD

Rijkdom bezorgt een man veel vrienden, maar de arme raakt zijn ene vriend nog kwijt.

5
CANISIUS

Een onbetrouwbaar getuige blijft niet ongestraft; Wie leugens verspreidt, zal niet ontkomen.

WILLIBRORD

Een valse getuige blijft niet ongestraft, een leugenachtige getuige komt er slecht af.

6
CANISIUS

Velen dingen naar de gunst van een voorname; Wie geschenken geeft, heeft allen tot vriend.

WILLIBRORD

Velen zoeken de hooggeplaatste gunstig te stemmen en iedereen is de vriend van een vrijgevig man.

7
CANISIUS

Als een arme al door zijn broers wordt gehaat, Hoever zullen zijn vrienden zich dan van hem terugtrekken! Wie te veel spreekt, wordt een meester in de boosheid; Wie woorden najaagt, ontkomt niet.

WILLIBRORD

Wanneer de arme al verfoeid wordt door al zijn broers, hoeveel te meer laten hem dan zijn vrienden in de steek: hij roept hun nog woorden na, maar zij zijn weg.

8
CANISIUS

Wie verstand verwerft, heeft zichzelven lief; Wie inzicht bewaart, zal het goede ondervinden.

WILLIBRORD

Wie wijsheid verwerft, heeft zichzelf lief en wie zich door inzicht laat leiden, vindt het geluk.

9
CANISIUS

Een onbetrouwbaar getuige blijft niet ongestraft; Wie leugens verspreidt, zal omkomen.

WILLIBRORD

Een valse getuige blijft niet ongestraft, een leugenachtige getuige gaat te gronde.

10
CANISIUS

Weelde staat een dwaas evenmin, Als een knecht het heersen over vorsten.

WILLIBRORD

Het past niet, dat een dwaas de leiding krijgt en nog minder, dat een knecht over vorsten heerst.

11
CANISIUS

Wijsheid maakt den mens lankmoedig; Hij gaat er groot op, een misstap te vergeven.

WILLIBRORD

Verstand maakt een man lankmoedig en het is zijn glorie, een fout door de vingers te zien.

12
CANISIUS

Een toornig koning brult als een leeuw, Maar als dauw op het groen is zijn gunst.

WILLIBRORD

De toorn van een koning is als het gebrul van een leeuw, maar zijn gunst is als dauw op het gras.

13
CANISIUS

Een dwaas kind is een ramp voor zijn vader, Het getwist van een vrouw een gestadig druppelend lek.

WILLIBRORD

Een dwaze zoon is een ramp voor zijn vader en het geruzie van een vrouw is een druppelend lek.

14
CANISIUS

Huis en have worden van vader geërfd, Maar een verstandige vrouw komt van Jahweh.

WILLIBRORD

Huis en have zijn een erfenis van de vaderen, maar een verstandige vrouw komt van Jahwe.

15
CANISIUS

Luiheid verwekt een diepe slaap, Een trage geest moet honger lijden.

WILLIBRORD

Luiheid veroorzaakt diepe slaap en een leegloper moet honger lijden.

16
CANISIUS

Wie de geboden in acht neemt, behoedt zichzelf; Wie niet past op zijn wandel, zal sterven.

WILLIBRORD

Wie het gebod onderhoudt, onderhoudt zijn leven, maar wie zijn plichten verwaarloost, moet sterven.

17
CANISIUS

Wie goed is voor een arme, leent aan Jahweh; Hij zal hem zijn weldaad vergelden.

WILLIBRORD

Wie zich over een arme ontfermt, leent aan Jahwe: Hij zal hem zijn weldaad vergelden.

18
CANISIUS

Tuchtig uw kind, zo lang er nog hoop is; Maar laat u niet vervoeren tot toorn.

WILLIBRORD

Kastijd uw zoon, zolang er nog iets van te verwachten valt, en bekommer u niet om zijn gejammer.

19
CANISIUS

Een driftig mens zal moeten boeten; Wilt ge hem helpen, ge maakt het nog erger.

WILLIBRORD

Wie zich in zijn woede laat gaan, moet er maar voor boeten, want als gij wilt helpen, maakt gij het nog erger.

20
CANISIUS

Luister naar raad, en neem vermaning aan, Opdat ge tenslotte wijs moogt zijn.

WILLIBRORD

Luister naar raad en aanvaard terechtwijzingen, dan zult gij tenslotte wijzer worden.

21
CANISIUS

Vele plannen gaan er om in den mens, Maar het besluit van Jahweh, dàt komt tot stand.

WILLIBRORD

In het hart van een man gaan veel plannen om, maar wat Jahwe besluit, dat komt tot stand.

22
CANISIUS

Goedheid strekt den mens tot gewin, Beter arm te zijn dan wreed

WILLIBRORD

Wat van een man verlangd wordt, is betrouwbaarheid en een arme is beter dan een leugenaar.

23
CANISIUS

Het ontzag voor Jahweh leidt ten leven; Men rust dan tevreden, niet door rampen bezocht.

WILLIBRORD

De vrees voor Jahwe voert tot het leven; door haar slaapt men verzadigd, van geen onheil bezocht.

24
CANISIUS

Als een luiaard zijn hand in de schotel heeft gestoken, Brengt hij haar nog niet eens naar de mond.

WILLIBRORD

De luiaard doopt zijn hand in de schotel, maar hij brengt haar niet eens terug naar zijn mond.

25
CANISIUS

Slaat ge een spotter, dan wordt de onervarene wijs; Vermaant ge een verstandig mens, hij leert er nog uit.

WILLIBRORD

Tuchtig de spotter en de onnozele wordt verstandig; berisp de wijze en hij krijgt er inzicht door.

26
CANISIUS

Wie zijn vader mishandelt, zijn moeder verjaagt, Is een kind, dat beschaamt en te schande maakt.

WILLIBRORD

Wie zijn vader mishandelt en zijn moeder op de vlucht drijft is een schandelijk slechte zoon.

27
CANISIUS

Mijn zoon, houdt ge op, naar vermaning te luisteren, Dan dwaalt ge af van verstandige taal.

WILLIBRORD

Houdt gij op, mijn zoon, naar vermaningen te luisteren, dan raakt gij ver weg van wat het verstand zegt.

28
CANISIUS

Een kwaadwillige getuige spot met het recht, De mond der bozen stort onrecht uit.

WILLIBRORD

Een boosaardig getuige spot met het recht en de mond van de zondaars zwelgt in het kwaad.

29
CANISIUS

Voor de spotters liggen roeden gereed, En slagen voor de rug van de dwazen.

WILLIBRORD

Voor de spotters liggen straffen gereed, en slagen voor de rug van de dwazen.