Spreuken 17

Alle 2 beschikbare vertalingen

1
CANISIUS

Beter een droog stuk brood met vrede erbij, Dan een huis vol feestmaaltijden en twist.

WILLIBRORD

Beter een stuk droog brood, met vrede erbij, dan een huis vol feestmaaltijden en tweedracht.

2
CANISIUS

Een verstandige knecht heeft meer te zeggen dan een ontaarde zoon, En deelt met diens broeders de erfenis.

WILLIBRORD

Een verstandige knecht wordt meester van een minderwaardige zoon en samen met de broers deelt hij de erfenis.

3
CANISIUS

De smeltkroes voor het zilver, de oven voor het goud; Maar de harten toetst Jahweh!

WILLIBRORD

De smeltkroes toetst het zilver, de oven het goud, maar Jahwe toetst de harten.

4
CANISIUS

De boosdoener luistert naar zondige taal, De valsaard heeft oor voor heilloze woorden.

WILLIBRORD

De booswicht luistert naar kwaadaardige taal, de bedrieger is bedacht op heilloos gepraat.

5
CANISIUS

Wie een arme bespot, smaadt zijn Schepper; Wie leedvermaak heeft, blijft niet ongestraft.

WILLIBRORD

Wie een arme bespot, beledigt diens Maker; wie zich over een anders ongeluk verheugt, blijft niet ongestraft.

6
CANISIUS

Kleinkinderen zijn de kroon der grijsaards, Vaders de trots van hun kinderen.

WILLIBRORD

De kroon van de bejaarden zijn hun kindskinderen en de vaders zijn de roem van hun zonen.

7
CANISIUS

Als oprechte taal een dwaas niet staat, Past een edelman zeker geen leugentaal.

WILLIBRORD

Voortreffelijke woorden passen niet bij een dwaas; hoeveel te minder passen leugens bij een aanzienlijk man.

8
CANISIUS

Het geschenk is een toversteen voor wie het geeft; Waarheen hij zich wendt, hij heeft succes.

WILLIBRORD

Een steekpenning is een toversteen voor wie ermee werkt: waarheen hij ook gaat, hij heeft succes.

9
CANISIUS

Wie een misdaad bemantelt, zoekt de vrede te bewaren; Wie de zaak weer ophaalt, brengt onenigheid tussen vrienden.

WILLIBRORD

Wie een misdaad vergeeft is op vriendschap gesteld, maar wie een zaak weer ophaalt, stoot een vriend van zich af

10
CANISIUS

Op een verstandig mens maakt één vermaning meer indruk, Dan honderd slagen op een dwaas.

WILLIBRORD

Een berisping maakt op een verstandig mens meer indruk dan honderd stokslagen op een dwaas.

11
CANISIUS

Een boze zoekt enkel verzet; Daarom stuurt men een wreden bode op hem af.

WILLIBRORD

De booswicht zoekt alleen weerspannigheid, maar hij krijgt een onbarmhartige bode op zich afgezonden.

12
CANISIUS

Beter een berin te ontmoeten, van haar jongen beroofd, Dan een dwaas in zijn dwaasheid.

WILLIBRORD

Men kan beter een van haar jongen beroofde berin ontmoeten dan een dwaas die zijn dwaasheid botviert.

13
CANISIUS

Als iemand goed met kwaad vergeldt, Zal van zijn huis het kwaad niet wijken.

WILLIBRORD

Wie goed met kwaad vergeldt, zal nooit het kwaad van zijn huis zien wijken.

14
CANISIUS

Als ruzie ontstaat, is het hek van de dam; Bind dus in, voor de twist losbarst.

WILLIBRORD

Wie een twist begint, laat een watervloed los: houdt op voor de ruzie uitbreekt!

15
CANISIUS

Wie een boosdoener vrijspreekt en een onschuldige veroordeelt, Zijn beiden een even grote gruwel voor Jahweh.

WILLIBRORD

Hij die de zondaar vrijspreekt en hij die de rechtvaardige veroordeelt: zij zijn beiden Jahwe een gruwel.

16
CANISIUS

Waartoe dient geld in de hand van een dwaas, Om wijsheid te kopen, als hij toch geen verstand heeft?

WILLIBRORD

Wat baat het geld in de hand van een dwaas? Wil hij er wijsheid mee kopen zonder verstand te hebben.

17
CANISIUS

Een vriend laat altijd zijn genegenheid blijken, In tijd van nood toont hij zich als een broeder.

WILLIBRORD

Een vriend heeft te allen tijde lief, een broeder is geboren voor de nood.

18
CANISIUS

Hoe kortzichtig de mens, die handslag geeft, En zich borg stelt voor zijn naaste.

WILLIBRORD

Een mens zonder verstand geeft handslag en blijft borg voor zijn naaste.

19
CANISIUS

Wie op ruzie gesteld is, is op zonde gesteld; Wie hooghartig spreekt, zoekt zijn eigen val.

WILLIBRORD

Wie de ruzie liefheeft, heeft de misdaad lief. Wie zijn deur hoog maakt, zoekt een instorting.

20
CANISIUS

Een vals karakter zal geen zegen ondervinden; Wie zijn woorden verdraait, zal in het ongeluk storten.

WILLIBRORD

Wie verdorven van hart is, vindt geen geluk; wie een slinkse tong heeft, stort in het ongeluk.

21
CANISIUS

Wie een domoor verwekt heeft, heeft zich hartzeer bezorgd; De vader van een zot kent geen vreugde.

WILLIBRORD

Wie een dwaas verwekt, bezorgt zich verdriet; de vader van een zot kent geen blijdschap.

22
CANISIUS

Een blij hart doet het lichaam goed, Neerslachtigheid verdort het gebeente.

WILLIBRORD

Een blij hart bevorderd de genezing, maar neerslachtigheid verdort het gebeente.

23
CANISIUS

De boze neemt een geschenk uit de buidel aan, Om de wegen van het recht te verdraaien.

WILLIBRORD

De zondaar neemt omkoopgeld aan uit de plooi van het kleed om de wegen van het recht te verdraaien.

24
CANISIUS

De verstandige houdt de wijsheid voor ogen, De ogen van een domoor dwalen af naar de uithoeken der aarde.

WILLIBRORD

De verstandige heeft de wijsheid voor ogen, maar de ogen van de dwaas zijn gericht op de grenzen der aarde.

25
CANISIUS

Een dom kind is een ergernis voor zijn vader, Een verdriet voor haar, die het baarde.

WILLIBRORD

Een dwaze zoon is een ergernis voor zijn vader en een verdriet voor haar die hem gebaard heeft.

26
CANISIUS

Onschuldigen beboeten is al niet goed; Maar edele mensen slaan, gaat alle perken te buiten!

WILLIBRORD

Een rechtvaardige beboeten is verkeerd en aanzienlijke mensen slaan is een schending van het recht.

27
CANISIUS

Wie verstandig is, is spaarzaam met zijn woorden; Een man van ervaring is koelbloedig.

WILLIBRORD

Wie spaarzaam is met zijn woorden, toont verstand en wie zichzelf beheerst, is een man van inzicht.

28
CANISIUS

Als hij zwijgt, geldt zelfs een dwaze voor wijs; Als hij zijn mond maar houdt, voor verstandig.

WILLIBRORD

Als hij zwijgt wordt zelfs een dwaas voor wijs gehouden, en als hij zijn lippen op elkaar houdt, geldt hij als verstandig.