Romeinen 7

Alle 2 beschikbare vertalingen

1
CANISIUS

Of weet gij niet broeders, -ik spreek immers tot mensen, die wetgeving verstaan, dat de wet gezag heeft over den mens, zolang deze leeft?

WILLIBRORD

Broeders, gij weet ik richt mij immers tot mensen die de wet kennen dat de wet over een mens slechts zolang gezag heeft als hij in leven is.

2
CANISIUS

De gehuwde vrouw is door de wet aan haar man gebonden, zolang hij leeft; maar is de man gestorven, dan is ze vrij van de huwelijkswet.

WILLIBRORD

Zo is een getrouwde vrouw door de wet aan haar man gebonden, zolang deze leeft; sterft hij, dan is zij ontslagen van de wet die haar bond aan haar man.

3
CANISIUS

Wanneer ze dus bij het leven van haar man zich geeft aan een anderen man, dan wordt ze echtbreekster genoemd; maar is haar man gestorven, dan is ze vrij van de wet, en is ze geen echtbreekster, als ze zich met een anderen man verbindt.

WILLIBRORD

Men zal haar met recht als een overspelige beschouwen, als zij bij het leven van haar man de vrouw wordt van een ander; is haar man echter gestorven, dan is zij van die band ontslagen en pleegt zij geen echtbreuk als zij zich aan een ander geeft.

4
CANISIUS

Zó, mijn broeders, zijt ook gij dood voor de Wet door het Lichaam van Christus, opdat gij aan een ander zoudt toebehoren: aan Hem, die uit de doden is opgewekt; en opdat we vrucht zouden dragen voor God.

WILLIBRORD

Broeders, zo zijt ook gij door het lichaam van Christus gestorven ten aanzien van de wet, en gij behoort nu aan een ander, aan Hem die van de doden is opgewekt, opdat wij vrucht dragen voor God.

5
CANISIUS

Toen we in het vlees waren, werkten in onze ledematen de zondige driften, geprikkeld door de Wet, om vruchten te dragen voor de dood;

WILLIBRORD

Toen het vlees ons bestaan nog bepaalde, werden onze daden beheerst door zondige begeerten, die de wet in ons opwekte en die slechts winst afwierpen voor de dood.

6
CANISIUS

maar thans zijn we vrij van de Wet, dood voor haar, die ons aan banden legde. Dus moeten we dienen in een nieuwe geest, en niet naar een verouderde letter!

WILLIBRORD

Nu echter zijn wij dood voor de wet en ontslagen van haar boeien, zodat wij niet langer onderworpen zijn aan een verouderd wetboek, maar God dienen in het nieuwe leven van de Geest.

7
CANISIUS

Wat besluiten we hieruit? Is de Wet zonde? Zeer zeker niet! Maar toch, ik kende de

WILLIBRORD

Betekent dit dat wet en zonde een en hetzelfde zijn? Volstrekt niet! Maar wel is het waar, dat ik de zonde niet heb leren kennen tenzij door de wet. Ik zou van de begeerte geen weet hebben, als de wet niet zei: Gij moogt niet begeren.

8
CANISIUS

De zonde maakte gebruik van het gebod, en wekte in mij allerlei begeerlijkheid op; want zonder de wet is de zonde dood.

WILLIBRORD

Het is de zonde die gebruik heeft gemaakt van het gebod om de begeerte in mij op te wekken. Zonder de wet is de zonde dood.

9
CANISIUS

Voorheen toch, zonder de Wet, was ik het die leefde; maar toen het gebod was gekomen, leefde de zonde,

WILLIBRORD

En eertijds, toen de wet er niet was, was ik het die leefde. Maar toen het gebod kwam, begon de zonde te leven

10
CANISIUS

ik echter stierf; en het gebod ten leven bleek voor mij een gebod tot de dood.

WILLIBRORD

en ik, ik stierf. Zo bleek het gebod, dat bedoeld was ten leven, mij juist de dood te bezorgen.

11
CANISIUS

De zonde maakte gebruik van het gebod; zij heeft mij verleid, en mij gedood door het gebod.

WILLIBRORD

De zonde heeft van het gebod gebruik gemaakt om mij te verleiden en ter dood te brengen.

12
CANISIUS

De Wet zelf is dus heilig, en het gebod is heilig, rechtvaardig en goed.

WILLIBRORD

Wel is de wet heilig, en het gebod is heilig, rechtvaardig en goed.

13
CANISIUS

Is dan wat goed is, voor mij ten dode geworden? Zeer zeker niet! Maar het is de zonde,

WILLIBRORD

Heeft dan iets wat goed is mij de dood gebracht? Dat niet, maar de zonde heeft, om haar ware aard te tonen, door iets goeds mijn dood bewerkt! Zo blijkt door het gebod, hoe bovenmate zondig de zonde is!

14
CANISIUS

We weten, dat de Wet geestelijk is; maar ikzelf ben vleselijk, verkocht aan de zonde.

WILLIBRORD

Wij moeten zelfs zeggen dat de wet geestelijk is. Maar ik, ik ben vleselijk, een slaaf verkocht aan de zonde.

15
CANISIUS

Immers, ik begrijp er niets van, wat ik doe: want ik doe niet wat ik wil, maar ik doe juist wat ik verfoei.

WILLIBRORD

Ik begrijp mijn eigen daden niet. Ik doe immers niet wat ik wil, maar wat ik verafschuw.

16
CANISIUS

Welnu, wanneer ik doe wat ik niet wil, dan erken ik, dat de Wet goed is;

WILLIBRORD

Maar als ik doe wat ik eigenlijk niet wil, betekent dit dat ik met de wet instem en haar goed acht.

17
CANISIUS

maar dan doe ikzelf het niet meer, maar de zonde, die in mij woont.

WILLIBRORD

In feite echter ben ik het niet meer die handelt, maar de zonde die in mij woont.

18
CANISIUS

Ik weet, dat er niets goeds in mij woont; ik bedoel: in mijn vlees. Zeker, het willen is in mij wel aanwezig, maar niet het dòen van het goede;

WILLIBRORD

Ik ben mij bewust, dat er in mij, dat wil zeggen in mijn vlees, niets goeds woont. De goede willigt binnen mijn bereik, maar niet de goede daad.

19
CANISIUS

want niet doe ik het goede, dat ik wil, maar wèl doe ik het kwade, dat ik niet wil.

WILLIBRORD

Ik doe niet het goede dat ik wil, maar het kwade dat ik niet wil.

20
CANISIUS

Welnu, wanneer ik wèl doe, wat ik niet wil, dan doe ikzelf het niet meer, maar de zonde die in mij woont.

WILLIBRORD

Als ik doe wat ik eigenlijk niet wil, ben ik niet meer de handelende persoon, maar de zonde die in mij woont.

21
CANISIUS

Ik ontdek in mij dus deze wet: terwijl ik het goede wil doen, ligt me het kwade voor de hand.

WILLIBRORD

Ik ontdek in mij dus deze ‘wet’: als ik het goede wil doen, dringt het kwade zich aan mij op.

22
CANISIUS

Naar den inwendigen mens schep ik behagen in Gods Wet,

WILLIBRORD

Mijn innerlijk schept behagen in Gods wet,

23
CANISIUS

maar in mijn ledematen bespeur ik een andere wet, die strijd voert met de wet van mijn rede en die mij gevangen houdt in de wet van de zonde, welke in mijn ledematen heerst.

WILLIBRORD

maar in mijn handelen ontwaar ik een andere wet, die strijd voert tegen de wet van mijn rede, en mij gevankelijk uitlevert aan de heerschappij van de zonde over mijn daden.

24
CANISIUS

O, rampzalige mens, die ik ben! Wie zal mij verlossen van dit lichaam des doods?

WILLIBRORD

Rampzalige mens die ik ben! Wie zal mij redden van dit bestaan ten dode?

25
CANISIUS

God zij dank; het geschiedt door Jesus Christus, onzen Heer! Maar toch blijft het staan: uit mijzelf dien ik de Wet van God met de rede, maar de wet der zonde met het vlees.

WILLIBRORD

God zij gedankt door Jezus Christus onze Heer! Aan mijzelf overgelaten dien ik dus met mijn rede de wet van God, maar met de daad de wet van de zonde.

26
CANISIUS

Welnu, ik ben er van overtuigd, dat om de aanstaande Nood dit het best is: dat namelijk iemand liefst zó blijft, als hij is.

WILLIBRORD

Niet beschikbaar in deze vertaling

27
CANISIUS

Zijt ge aan een vrouw verbonden, zoek dan geen scheiding.

WILLIBRORD

Niet beschikbaar in deze vertaling

28
CANISIUS

Zijt ge niet aan een vrouw verbonden, zoek dan geen vrouw; doch ook al huwt ge, ge zondigt niet; en als een maagd trouwt, zondigt ze niet. Maar zulke personen zullen bekommernissen hebben naar het vlees, en die wilde ik u besparen.

WILLIBRORD

Niet beschikbaar in deze vertaling

29
CANISIUS

Dit toch heb ik te zeggen, broeders. De tijd is kort. Daaruit volgt, dat zelfs zij, die vrouwen hebben, moeten zijn, als hadden zij ze niet;

WILLIBRORD

Niet beschikbaar in deze vertaling

30
CANISIUS

en zij die wenen, alsof ze niet weenden; en zij die blijde zijn, als verblijdden ze zich niet; en zij die kopen, als behielden ze het niet;

WILLIBRORD

Niet beschikbaar in deze vertaling

31
CANISIUS

en zij die van de wereld genieten, als hadden ze er niets mee op. Want de gedaante dezer wereld gaat voorbij;

WILLIBRORD

Niet beschikbaar in deze vertaling

32
CANISIUS

en daarom wil ik, dat gij zonder zorgen zijt. —De òngehuwde is bezorgd over de dingen

WILLIBRORD

Niet beschikbaar in deze vertaling

33
CANISIUS

maar de gehuwde is bezorgd over de dingen der wereld, hoe hij behagen zal aan de vrouw;

WILLIBRORD

Niet beschikbaar in deze vertaling

34
CANISIUS

en hij is verdeeld. Eveneens is ook de ongehuwde vrouw en de maagd bezorgd over de dingen des Heren, om heilig te zijn naar lichaam en ziel, terwijl de gehuwde bezorgd is over de dingen der wereld, hoe ze den man zal behagen.

WILLIBRORD

Niet beschikbaar in deze vertaling

35
CANISIUS

Ik zeg dit tot uw eigen bestwil, niet om u een strik om te doen, maar opdat gij onwankelbaar zoudt zijn in de eerbaarheid en in de toewijding aan den Heer.

WILLIBRORD

Niet beschikbaar in deze vertaling

36
CANISIUS

Zo iemand schande denkt te brengen op zijn jonge dochter, als ze eens over de jaren komt, en de zaken dus toch haar verloop moeten hebben: hij doe, wat hij wil; hij zondigt niet. Laat ze trouwen.

WILLIBRORD

Niet beschikbaar in deze vertaling

37
CANISIUS

Maar hij, die onwankelbaar in zijn gevoelen volhardt, die vrij van dwang zijn eigen wil kan volgen, en die bij zichzelf besloten heeft, zijn jonge dochter ongerept te bewaren, hij doet wèl.

WILLIBRORD

Niet beschikbaar in deze vertaling

38
CANISIUS

Dus, die zijn dochter uithuwt, doet goed, en die ze niet uithuwt, doet beter.

WILLIBRORD

Niet beschikbaar in deze vertaling

39
CANISIUS

Een vrouw is gebonden, zolang haar man leeft. Maar wanneer de man is ontslapen, dan is ze vrij te trouwen met wien ze wil, mits in den Heer.

WILLIBRORD

Niet beschikbaar in deze vertaling

40
CANISIUS

Toch is ze gelukkiger, zo ze blijft, zoals ze is; volgens mijn gevoelen althans. En ik meen toch wel, Gods Geest te hebben.

WILLIBRORD

Niet beschikbaar in deze vertaling