Romeinen 2

Alle 2 beschikbare vertalingen

1
CANISIUS

Maar dan zijt ook gij niet te verontschuldigen, gij mens, die oordelen durft, wie ge ook zijt. Want, waarin ge een ander oordeelt, veroordeelt ge uzelf; gij rechter. ge doet juist hetzelfde.

WILLIBRORD

Maar dan zijt gij evenmin vrij te pleiten, zedenmeester, wie gij ook zijn moogt. Want met uw oordeel over anderen veroordeelt gij uzelf. Gij die u tot rechter opwerpt, doet immers precies hetzelfde.

2
CANISIUS

Welnu, we weten, dat Gods oordeel onpartijdig allen treft, die dergelijke dingen doen.

WILLIBRORD

Wij zijn het erover eens dat God terecht hen veroordeelt die zulke dingen doen.

3
CANISIUS

En meent ge dan, dat ge zelf Gods oordeel ontgaan zult, gij mens, die een oordeel velt over anderen, die dergelijke daden bedrijven, maar die juist hetzelfde doet?

WILLIBRORD

En gij die een oordeel velt over hen die zulke dingen doen en ze zelf evenzeer doet, rekent gij erop dat gij aan Gods oordeel zult ontsnappen?

4
CANISIUS

Of begrijpt ge de rijkdom van zijn goedheid, geduld en lankmoedigheid verkeerd, en beseft ge niet, dat Gods goedheid u aanspoort tot boete?

WILLIBRORD

Of miskent gij zijn rijkdom aan goedertierenheid en geduld en lankmoedigheid, en beseft ge niet dat Gods goedheid u tot inkeer wil brengen?

5
CANISIUS

Maar dan stapelt ge door uw verstoktheid en door uw onboetvaardig hart toorn op voor uzelf tegen de Dag van de toorn en van de komst van het rechtvaardig oordeel Gods.

WILLIBRORD

Met uw botte en onboetvaardige gezindheid stapelt gij voor uzelf een kapitaal van toorn op tegen de dag van de toorn, wanneer Gods rechtvaardig oordeel openbaar zal worden.

6
CANISIUS

Hij zal ieder naar zijn werken vergelden:

WILLIBRORD

Hij zal eenieder vergelden naar zijn werken,

7
CANISIUS

Het eeuwig leven aan hen, die door volharding in het goede, naar glorie en eer en onsterflijkheid streven;

WILLIBRORD

met het eeuwige leven hen die door standvastig het goede te doen streven naar onvergankelijke heerlijkheid en eer,

8
CANISIUS

maar toorn en gramschap aan hen, die door hun partijzucht ongehoorzaam zijn aan de waarheid en luisteren naar de ongerechtigheid.

WILLIBRORD

met straf en toorn hen die weerspannig de waarheid verwerpen en de ongerechtigheid omhelzen.

9
CANISIUS

Kommer en angst naar de ziel voor iederen mens, die het kwade verricht, eerst voor den Jood en dan voor den Griek;

WILLIBRORD

Kwelling en benauwdheid wacht elke mens die het kwade bedrijft, de Jood in de eerste plaats, maar ook de heiden;

10
CANISIUS

glorie, eer en vrede voor ieder, die het goede verricht, eerst voor den Jood, en dan voor den Griek.

WILLIBRORD

heerlijkheid, eer en vrede eenieder die het goede doet, de Jood in de eerste plaats, maar ook de heiden.

11
CANISIUS

Want bij God is geen aanzien des persoons.

WILLIBRORD

God kent geen partijdigheid.

12
CANISIUS

Immers, wie buiten de Wet heeft gezondigd, zal ook verloren gaan buiten de Wet; en wie gezondigd heeft onder de Wet, zal worden geoordeeld volgens de Wet.

WILLIBRORD

Die zonder de wet hebben gezondigd, zullen ook zonder de wet omkomen; en die met de wet hebben gezondigd, zullen door de wet worden veroordeeld.

13
CANISIUS

Want niet zij, die de Wet horen, zijn rechtvaardig voor God; maar zij, die de Wet volbrengen, zullen gerechtvaardigd worden.

WILLIBRORD

Niet de hoorders van de wet zijn rechtvaardig in Gods oog; alleen de onderhouders van de wet zullen worden gerechtvaardigd.

14
CANISIUS

Welnu, wanneer de heidenen, die de Wet niet bezitten, natuurlijkerwijze de voorschriften der Wet onderhouden, dan zijn ze zonder de Wet zichzelf tot wet.

WILLIBRORD

Wanneer heidenen, die de wet niet hebben, uit zichzelf doen wat de wet verlangt, zijn zij zichzelf tot wet, al bezitten zij de wet dan niet.

15
CANISIUS

Ze tonen dan, dat de voorschriften der Wet in hun hart staan geschreven, en hun geweten legt dezelfde getuigenis af; zo ook hun gedachten, die beurtelings hen zullen aanklagen of vrijpleiten

WILLIBRORD

Door hun daden tonen zij, dat de wet in hun hart geschreven staat, waarbij komt het getuigenis van hun geweten, terwijl hun gedachten hen over en weer beschuldigen of ook wel vrijspreken,

16
CANISIUS

op de Dag, dat God de verborgen daden der mensen door Christus Jesus zal oordelen, naar mijn Evangelie

WILLIBRORD

in afwachting van de dag waarop God volgens mijn evangelie over de verborgen daden van de mens zal oordelen, door Christus Jezus:

17
CANISIUS

Maar gij, zo ge u Jood noemt, zo ge steunt op de Wet en u op God beroemt,

WILLIBRORD

Gij die u jood noemt en steunt op de wet en roemt op God,

18
CANISIUS

zo ge zijn wil kent, en onderricht door de Wet, het goed van het kwaad onderscheidt,

WILLIBRORD

zijn wil kent en onderwezen door de wet de dingen onderscheidt waar het op aan komt,

19
CANISIUS

zo ge de overtuiging bezit, dat ge een leidsman zijt voor de blinden, een licht voor wie in het duister zijn,

WILLIBRORD

gij die u opwerpt als gids van de blinden, als licht voor hen die in het duister zijn,

20
CANISIUS

een opvoeder van onwetenden, een leermeester voor onmondigen, daar ge in de Wet de maatstaf bezit van kennis en waarheid:

WILLIBRORD

als opvoeder van de onverstandigen en leraar van de onmondigen, gij die in uw wet de belichaming bezit van kennis en waarheid

21
CANISIUS

onderwijst ge uzelf dan niet, terwijl ge anderen onderricht?. Gij die preekt, dat

WILLIBRORD

gij, leraar van anderen, zijt niet in staat uzelf te leren? Gij verkondigt dat men niet mag stelen, terwijl gij zelf steelt?

22
CANISIUS

Gij die overspel verbiedt, ge zijt een overspelige? Gij die van de afgoden gruwt,

WILLIBRORD

Gij verbiedt echtbreuk en pleegt zelf overspel? Gij verafschuwt afgodsbeelden en plundert zelf tempels?

23
CANISIUS

Gij die pocht op de Wet, ge onteert God door overtreding der Wet;

WILLIBRORD

Gij zijt trots op uw wet, maar onteert God door diezelfde wet te overtreden.

24
CANISIUS

want "door uw schuld wordt de naam van God onder de heidenen gelasterd," zoals er

WILLIBRORD

Daarom staat er geschreven: Door uw toedoen wordt Gods naam gelasterd onder de heidenen.

25
CANISIUS

Zeker, de besnijdenis strekt tot nut, zo ge de Wet onderhoudt; maar zo ge de Wet overtreedt, dan staat uw besnijdenis met onbesnedenheid gelijk.

WILLIBRORD

De besnijdenis heeft zeker waarde, maar alleen als gij de wet onderhoudt; zijt gij echter een overtreder van de wet, dan is uw besnijdenis zonder zin.

26
CANISIUS

Wanneer dus de onbesnedene de voorschriften der Wet onderhoudt, zal dan zijn onbesnedenheid niet voor besnijdenis gelden?

WILLIBRORD

En omgekeerd, als een heiden de voorschriften van de wet onderhoudt, zal die heiden voor God gelden als was hij besneden.

27
CANISIUS

En zal dan de onbesnedene, die in zijn natuurlijke staat is gebleven, maar toch de Wet onderhoudt, geen rechter worden over u, die trots letter en besnijdenis de Wet overtreedt?

WILLIBRORD

En hij die zonder lichamelijk besneden te zijn de wet volbrengt, zal eenmaal het oordeel uitspreken over u die met wetboek en besnijdenis de wet overtreedt.

28
CANISIUS

Immers niet hij is een Jood, die het uiterlijk is; en dit is geen besnijdenis, die uiterlijk geschiedt in het vlees;

WILLIBRORD

Want Jood zijn is niet iets uiterlijks, en de besnijdenis is eigenlijk niet iets uiterlijks en lichamelijks.

29
CANISIUS

maar hij is een Jood, die het is in zijn binnenste; en dit is besnijdenis, die geschiedt in het hart, naar de geest en niet naar de letter; -zo iemand krijgt lof, niet van de mensen, maar van God.

WILLIBRORD

Jood zijn is iets inwendigs, en de werkelijke besnijdenis is er een van het hart, een geestelijke en niet een naar de wet. Zo iemand wordt geprezen, niet door de mensen maar door God.