Romeinen 12

Alle 2 beschikbare vertalingen

1
CANISIUS

Derhalve broeders, bezweer ik u bij de barmhartigheid Gods, uw lichamen aan te bieden als een levende offerande, heilig en welgevallig aan God; als een redelijke eredienst uwerzijds.

WILLIBRORD

En nu, broeders, smeek ik u bij Gods erbarming: wijdt uzelf aan Hem toe als een levende, heilige offergave, die Hij kan aanvaarden. Dat is de geestelijke eredienst die u past.

2
CANISIUS

Vormt u niet naar deze wereld, maar hervormt u door vernieuwing van inzicht, opdat gij onderscheiden moogt, wat de wil is van God, wat goed is, welbehagelijk en volmaakt.

WILLIBRORD

Stemt uw gedrag niet af op deze wereld. Wordt andere mensen, met een nieuwe visie. Dan zijt ge in staat om uit te maken wat God van u wil, en wat goed is, wat zeer goed is en volmaakt.

3
CANISIUS

Krachtens de mij geschonken genade beveel ik aan ieder van u, zich niet hoger te stellen dan recht is, maar zich op juiste waarde te schatten volgens de maat van het geloof, die God eenieder heeft toegemeten.

WILLIBRORD

Uit kracht van de genade die God mij gegeven heeft zeg ik tot ieder van u: acht uzelf niet hoger dan ge kunt verantwoorden, denkt over uzelf met bedachtzaamheid, neemt als norm het geloof maar houdt rekening met de voor ieder verschillende maat van Gods gave.

4
CANISIUS

Want zoals wij in één lichaam veel ledematen bezitten en niet alle ledematen dezelfde taak verrichten,

WILLIBRORD

Want zoals het menselijk lichaam vele organen heeft met allerlei verschillende functies,

5
CANISIUS

zo zijn we tezamen één lichaam in Christus, maar ieder afzonderlijk zijn we ledematen over en weer.

WILLIBRORD

zo vormen wij allen tezamen in Christus een lichaam, en ieder afzonderlijk, zijn wij, evenals de ledematen van het lichaam, aangewezen op elkaar.

6
CANISIUS

Welnu, we hebben verschillende gaven overeenkomstig de genade, die ons geschonken is: is het een profetie, houde zich aan de maat des geloofs;

WILLIBRORD

De geestelijke gaven die wij bezitten verschillen naar de bijzondere genade die ieder van ons is geschonken. Hebt gij de gave van de profetie ontvangen, gebruik die in overeenstemming met het geloof.

7
CANISIUS

is het een bediening, men houde zich aan de bediening; wie leraar is, houde zich aan het onderricht;

WILLIBRORD

Hebt gij de gave van dienst of van lering ontvangen, legt u dan toe op dienstbetoon of onderricht.

8
CANISIUS

wie vermaant, houde zich aan de vermaning; wie uitdeelt, doe het in eenvoud; wie vóórzit, doe het met ijver; wie barmhartigheid beoefent, doe het blijmoedig.

WILLIBRORD

Wie een opwekkend woord heeft, moet anderen bemoedigen. Wie iets heeft uit te delen, schenke het weg met mildheid. Als ge leiding geeft, doet het met ijver, als ge barmhartigheid bewijst, doe het met blijmoedigheid.

9
CANISIUS

De liefde zij ongeveinsd; verfoeit het kwaad, blijft gehecht aan het goede!

WILLIBRORD

Uw liefde moet ongeveinsd zijn. Haat het kwaad, houdt vast wat goed is.

10
CANISIUS

Hebt in broedermin elkander hartelijk lief, acht elkander hoger dan uzelf;

WILLIBRORD

Bemint elkander hartelijk met broederlijke genegenheid. Acht anderen hoger dan uzelf.

11
CANISIUS

weest onverdroten in ijver, vurig van geest in de dienst van den Heer.

WILLIBRORD

Laat uw ijver niet verflauwen, weest vurig van geest, dient de Heer.

12
CANISIUS

Weest blijde in de hoop, geduldig in het lijden, volhardend in het gebed;

WILLIBRORD

Laat de hoop u blij maken, houdt stand in de verdrukking, volhardt in het gebed.

13
CANISIUS

helpt de heiligen in hun noden, legt u op de gastvrijheid toe.

WILLIBRORD

Draagt bij voor de noden van de heiligen, beoefent de gastvrijheid.

14
CANISIUS

Zegent hen, die u vervolgen; zegent ze, en vloekt ze niet.

WILLIBRORD

Zegent hen die u vervolgen; ge moet ze zegenen in plaats van ze te vervloeken.

15
CANISIUS

Weest blij met de blijden, weent met de wenenden;

WILLIBRORD

Verblijdt u met de blijden en weent met hen die wenen.

16
CANISIUS

weest eensgezind onder elkander. Weest niet hooghartig, maar daalt tot de eenvoudigen af; wordt niet wijs in uw eigen oog.

WILLIBRORD

Weest eensgezind. Schikt u zonder hooghartigheid in de omgang met gewone mensen. Weest niet eigenwijs.

17
CANISIUS

Vergeldt niemand kwaad met kwaad, maar weest goedgezind jegens alle mensen;

WILLIBRORD

Vergeldt niemand kwaad met kwaad. Hebt het goede voor met alle mensen.

18
CANISIUS

leeft zoveel mogelijk in vrede met iedereen, zover het althans van u afhangt.

WILLIBRORD

Leeft voor zover het van u afhangt met alle mensen in vrede.

19
CANISIUS

Geliefden, wreekt u niet, maar laat het over aan de Toorn; want er staat geschreven:

WILLIBRORD

Wreekt uzelf niet, geliefden, maar laat het over aan Gods gerechtigheid; er staat immers geschreven: Mij komt de wraak toe, Ik zal vergelden, zegt de Heer.

20
CANISIUS

Maar, "als uw vijand honger heeft, geef hem te eten, en als hij dorst heeft, geef

WILLIBRORD

Als uw vijand honger heeft, geeft hem te eten. Als hij dorst heeft, geeft hem te drinken. Zodoende zult gij vurige kolen op zijn hoofd stapelen.

21
CANISIUS

Laat u niet door het kwade overwinnen, maar overwin het kwade door het goede!

WILLIBRORD

Laat u niet overwinnen door het kwade, maar overwint het kwade door het goede.

22
CANISIUS

Integendeel, juist de schijnbaar zwakkere leden van het lichaam zijn het meest noodzakelijk;

WILLIBRORD

Niet beschikbaar in deze vertaling

23
CANISIUS

wat ons in het lichaam minder edel toeschijnt, bekleden we met meer luister; en juist onze oneerbare ledematen ontvangen groter kiesheid;

WILLIBRORD

Niet beschikbaar in deze vertaling

24
CANISIUS

onze eerbare leden hebben dat niet nodig. Ja, God heeft het lichaam zó samengesteld, dat Hij groter eer gaf aan wat misdeeld is,

WILLIBRORD

Niet beschikbaar in deze vertaling

25
CANISIUS

opdat er in het lichaam geen tweedracht zou heersen, maar de leden gelijke zorg voor elkaar zouden dragen.

WILLIBRORD

Niet beschikbaar in deze vertaling

26
CANISIUS

En wanneer één lid lijdt, lijden alle leden mee; komt één lid in aanzien, alle leden delen in zijn vreugde.

WILLIBRORD

Niet beschikbaar in deze vertaling

27
CANISIUS

Welnu, gij zijt het lichaam van Christus, en ieder in het bijzonder zijn leden.

WILLIBRORD

Niet beschikbaar in deze vertaling

28
CANISIUS

En in de Kerk heeft God den één aangesteld tot apostel, een ander tot profeet, een derde tot leraar; dan komen de wonderen, dan de gaven der genezing, hulpbetoon, bestuur, de veelheid van talen.

WILLIBRORD

Niet beschikbaar in deze vertaling

29
CANISIUS

Zijn allen soms apostelen? Allen profeten? Allen leraars?

WILLIBRORD

Niet beschikbaar in deze vertaling

30
CANISIUS

Hebben allen de wondermacht, allen de gaven der genezing? Spreken allen in talen,

WILLIBRORD

Niet beschikbaar in deze vertaling

31
CANISIUS

Gij hunkert naar de hoogste gaven? Ik wijs u een weg, die nog veel hoger ligt.

WILLIBRORD

Niet beschikbaar in deze vertaling