Romeinen 10
Petrus Canisius Vertaling (CANISIUS)
Broeders, de wens van mijn hart en mijn bede tot God zijn op hun redding gericht!
En ik moet van hen getuigen, dat ze ijver hebben voor God, maar niet aan het juiste inzicht gepaard.
Want daar ze de gerechtigheid Gods niet hebben begrepen, en een eigen gerechtigheid tot stand wilden brengen, hebben ze zich niet onderworpen aan de gerechtigheid Gods.
Immers Christus is het eind van de Wet, om te rechtvaardigen al wie gelooft.
Zeker, Moses schrijft, dat de mens, die de gerechtigheid der Wet onderhoudt, daarin zal leven.
Maar de gerechtigheid uit het geloof spreekt aldus: "Zeg niet in uw hart: wie zal
of wie zal naar de afgrond dalen, om Christus te doen opstijgen uit de doden."
Neen, wat zegt ze? "Dicht bij u is het woord, in uw mond en in uw hart;" en dit is
Welnu, wanneer ge belijdt met uw mond, dat Jesus de Heer is, en gelooft met uw hart, dat God Hem uit de doden heeft opgewekt, dan zult ge worden gered;
want men gelooft met het hart ter rechtvaardiging, en men belijdt met de mond ter redding.
De Schrift immers zegt: "Al wie in Hem gelooft, zal niet beschaamd komen te staan."
Neen, er bestaat geen onderscheid tussen Jood en Griek; Hij toch is dezelfde Heer voor allen; rijk voor allen, die Hem aanroepen;
"Al wie immers de naam des Heren zal aanroepen, zal worden gered."
Hoe zullen ze Hem dan aanroepen, in wien ze niet hebben geloofd? En hoe zullen ze
En hoe zal men preken, als men niet gezonden is? Zoals er geschreven staat: "Hoe lieflijk
Maar niet allen hebben gehoor gegeven aan de Blijde Boodschap. Want Isaias zegt: "Heer,
Het geloof ontstaat dus door de prediking; de prediking geschiedt krachtens opdracht van Christus.
Maar dan vraag ik: Hebben ze haar misschien niet gehoord? Toch wel! "Hun stem heeft
Maar dan vraag ik: Heeft Israël het misschien niet begrepen? Maar vooreerst zegt reeds
En Isaias durft zeggen: "Ik ben gevonden door wie Mij niet zochten, Heb Mij geopenbaard
Maar tot Israël zegt hij: "De ganse dag stak Ik mijn handen uit Naar een ongelovig
Of zouden we den Heer soms willen uitdagen? Zijn wij soms sterker dan Hij?
Alles is geoorloofd! Maar niet alles is heilzaam! Alles is geoorloofd! Maar niet alles is stichtend.
Niemand zoeke zijn eigen belang, maar dat van den naaste.
Al wat in de vleeshal verkocht wordt, moogt gij eten, zonder verder onderzoek te doen tot geruststelling van uw geweten.
Want: "Aan den Heer behoort de aarde met wat ze bevat."
Zo een ongelovige u uitnodigt, en gij wilt er heen gaan, eet dan gerust al wat u wordt voorgezet, zonder verder onderzoek te doen tot geruststelling van het geweten.
Maar zo iemand u zegt: "dit is offervlees," eet er dan niet van, zowel om hem, die
Ik bedoel niet uw eigen geweten, maar dat van den ander. Waarom toch zou mijn vrijheid op zich zelf genomen afgemeten worden naar het geweten van een ander?
Wanneer ik na dankzegging van iets geniet, waarom zou ik gesmaald worden om iets, waarvoor ik dankzegging uitspreek?
Derhalve, of gij eet, of drinkt, of wat gij ook doet, doet alles ter ere Gods!
Geeft geen aanstoot aan Joden of heidenen, noch aan de Kerk van God;
zoals ook ikzelf allen in ieder opzicht terwille ben, en niet mijn eigen belang zoek, maar dat van de grote menigte, opdat ze behouden wordt.