Psalmen 99
Alle 2 beschikbare vertalingen
Jahweh is Koning: de volkeren rillen; Hij troont op de Cherubs: de aarde beeft.
De heer is koning, de volken vervaren; Hij troont op de cherubs, de aarde zwicht.
Jahweh is groot op de Sion, Hoog boven alle volkeren verheven;
De Heer, in Sion grootmachtig, boven alle volken ten troon.
Ze prijzen uw grote, ontzaglijke Naam: Hij is heilig en machtig!
Geloofd zij uw naam, groot en geducht: 'heilig is Hij!'
Gij zijt een Koning, die de gerechtigheid liefhebt, Gij handhaaft het recht; Recht en gerechtigheid hebt Gij in Jakob gegrond.
De koning, in majesteit, koos voor het recht, Gij grondde het recht, ongebogen; recht en gerechtigheid hebt Gij binnen Jakob geschapen.
Prijst dan Jahweh, onzen God, En werpt u neer voor zijn voetbank: Want heilig is Jahweh, onze God!
Verheft de Heer, onze God, werpt U voor zijn voetschabel neder: 'heilig is Hij!'
Een Moses en Aäron waren onder zijn priesters, Een Samuël onder de belijders van zijn Naam: Ze riepen tot Jahweh, en Hij heeft ze verhoord,
Mozes onder zijn priesters, Aäron, Samuël een van wie riepen zijn naam, zij riepen de heer aan: Hij antwoordde hun;
En in een wolkkolom tot hen gesproken. Ze hadden zijn geboden volbracht, De wet, die Hij hun had gegeven:
in de wolkkolom sprak Hij tot hen en zij bleven zijn uitspraken trouw, zijn inzetting die tot hen uitging.
Daarom hebt Gij, Jahweh, onze God, hen verhoord; Gij waart hun een God, die vergiffenis schonk, En hun daden niet strafte.
Gij, Heer onze God, gaaft het antwoord: Gij waart hun een God van vergeving, al moest Gij hun wandaden straffen.
Prijst dan Jahweh, onzen God, En werpt u neer voor zijn heilige berg: Want heilig is Jahweh, onze God!
Verheft de Heer, onze God, voor zijn heilige berg werpt u neder: de Heer, onze God, Hij is heilig.