Psalmen 99

Willibrord Vertaling (WILLIBRORD)

1

De heer is koning, de volken vervaren; Hij troont op de cherubs, de aarde zwicht.

2

De Heer, in Sion grootmachtig, boven alle volken ten troon.

3

Geloofd zij uw naam, groot en geducht: 'heilig is Hij!'

4

De koning, in majesteit, koos voor het recht, Gij grondde het recht, ongebogen; recht en gerechtigheid hebt Gij binnen Jakob geschapen.

5

Verheft de Heer, onze God, werpt U voor zijn voetschabel neder: 'heilig is Hij!'

6

Mozes onder zijn priesters, Aäron, Samuël een van wie riepen zijn naam, zij riepen de heer aan: Hij antwoordde hun;

7

in de wolkkolom sprak Hij tot hen en zij bleven zijn uitspraken trouw, zijn inzetting die tot hen uitging.

8

Gij, Heer onze God, gaaft het antwoord: Gij waart hun een God van vergeving, al moest Gij hun wandaden straffen.

9

Verheft de Heer, onze God, voor zijn heilige berg werpt u neder: de Heer, onze God, Hij is heilig.

Deel specifieke verzen

Genereer een link om specifieke verzen uit dit hoofdstuk te delen.