Psalmen 95
Willibrord Vertaling (WILLIBRORD)
Komt, maakt thans muziek voor de Heer: de bazuin voor de rots onzer vrijheid!
Treden wij voor zijn aanschijn met lofzang, jubelend bij de harpen voor Hem.
Want een godheid groot is de Heer, koning groot, alle goden te boven.
In zijn hand zijn de diepten der aarde en de steilten der bergen beheerst. Hij;
aan Hem hoort de zee want Hij schiep haar, en het land, dat zijn handen formeerden.
Nadert, buigen deemoedig wij neer, knielen wij voor de Heer die ons maakte:
onze God is Hij, wij zijn het volk dat Hij weidt - de schapen in zijn hoede. Het is heden! hoort naar zijn stem:
verhardt niet uw hart, als bij Meriba, als bij Massa, toen in de woestijn;
toen uw vaderen Mij hebben verzocht, Mij tartten - en nog zagen mijn daden!
Veertig jaren heeft dat geslacht mijn wrevel gaande gemaakt en Ik dacht: 'zij blijven een volk dat zwerfziek is in zijn hart: zij willen mijn wegen niet kennen!'
Toen zwoer Ik mijzelf in mijn toorn: 'de rustplaats die Ik voor hen had - als zij daar nog ooit zullen komen!'