Psalmen 94
Alle 2 beschikbare vertalingen
Jahweh, wrekende God, God der wrake, treed op;
God der wrake, Jahwe, God der wraak, openbaar U:
Verhef U, Rechter der aarde, Vergeld de trotsen wat ze verdienen!
verhef U, richter der aarde, tref met vergelding de trotsen.
Hoelang nog zullen de zondaars, o Jahweh, Hoelang nog zullen de boosdoeners juichen?
Hoelang, Heer, mogen de bozen, de bozen hoelang triomferen,
Al die booswichten pochen en snoeven, En een hoge toon slaan ze aan!
in grootspraak zich laten gaan, aan het woord zijn die onrecht bedrijven?
Jahweh, ze vertrappen uw volk, En verdrukken uw erfdeel;
't Is uw volk, Heer, dat zij vertreden, uw eigendom wat zij verdrukken;
Ze doden weduwen en wezen, Vermoorden die bij ons kwamen wonen.
de weduwe is het, de vreemdeling, die zij het leven afsnijden, en wezen sterven - door hen.
En dan zeggen ze nog: Jahweh ziet het niet eens, De God van Jakob merkt het niet!
Zij denken: 'dat ziet Jahwe niet! Jakobs God - Hij zal het niet merken.'
Domme kudde, word toch verstandig; Gij dwazen, wanneer wordt gij wijs?
Komt tot inzicht, hardhoofden in Israël, onnozelen, wanneer wordt gij wijzer?
Zou Hij het niet horen, die het oor heeft geplant, Niet zien, die het oog heeft geschapen;
Die het oor plantte, zou Hij niet horen, die het oog vormde, zou Hij niet zien,
Zou Hij, die de volkeren tuchtigt, niet straffen, Onwetend zijn, die den mens onderricht?
die volken hun les leert niet straffen? Gaf Hij niet de mens zijn verstand?
Neen, Jahweh kent de gedachten der mensen, Hij weet, dat het hersenschimmen zijn.
De Heer kent de overlegging der mensen. Niets dan een adem zijn zij.
Jahweh, gelukkig de man, dien Gij onderricht, En dien Gij leert uit uw wet:
Gelukkig de man die Gij recht buigt, Jahwe, die Gij uit uw wet onderricht;
Hoe hij gelaten moet zijn in dagen van rampspoed, Totdat voor den boze het graf is gedolven;
zo kan hij kwade dagen bestaan. Maar de kuil voor de bozen wordt diep!
Hoe Jahweh zijn volk niet verstoot, En nooit zijn erfdeel verlaat;
Neen, de Heer laat niet varen zijn volk, zal nimmer prijsgeven zijn erfdeel:
Hoe de brave zijn recht weer verkrijgt, Alle oprechten van hart weer geluk!
als het recht tot gerechtigheid weerkeert, blijven zij de oprechten van hart.
Wie anders neemt het voor mij tegen de boosdoeners op, Wie staat mij tegen de booswichten bij?
Wie nam mijn partij tegen hun laagheid? Wie stond pal voor mij - tegen hun onrecht?
Wanneer Jahweh mij niet te hulp was gekomen, Dan lag ik misschien al lang in het graf.
Was de Heer mijn hulp niet geweest, welhaast woonde mijn ziel in de stilte;
Maar als ik denk: nú wankelt mijn voet, Dan steunt mij uw goedheid, o Jahweh;
dacht ik: 'mijn voet vindt geen steun', uw goedheid, Heer, hield mijn staande.
En wanneer zware zorgen mij innerlijk drukken, Dan verkwikt uw vertroosting mijn ziel.
Wanneer talloze zorgen in mij woelden, werd mijn ziel door uw troost verkwikt:
Zoudt Gij iets gemeen hebben met de zetel van onrecht, Die onheil sticht op gezag van de wet;
en zoudt Gij dan de rechterstoel van de ongerechtigheid schragen? Daar heet recht het leed dat gesticht wordt.
Met hen, die het leven der braven belagen, En onschuldig bloed durven straffen?
de rechtvaardige staat men naar het leven: en onschuldig bloed vloeit bij het vonnis.
Neen, voor mij is Jahweh een toevlucht, Mijn God een veilige Rots;
Mij was de Heer tot een burcht, mijn God is mijn rots en mijn toevlucht:
Maar hùn vergeldt Hij hun onrecht, En vernielt ze om hun boosheid: Jahweh, onze God!
Hij die tegen de schuldigen hun schuld keert, middenin hun kwaad hen vernietigt. Hen vernietigt: De Heer onze God.
Niet beschikbaar in deze vertaling
Niet beschikbaar in deze vertaling