Psalmen 86

Alle 2 beschikbare vertalingen

1
CANISIUS

Een gebed van David. Luister toch Jahweh, en wil mij verhoren, Want ik ben zo ellendig en arm.

WILLIBRORD

Een gebed van David. Neig, Heer, uw oor, geef mij antwoord; want ellendig ben ik en arm.

2
CANISIUS

Wees mijn behoeder, want ik ben uw vrome vereerder; Mijn God, kom uw dienaar te hulp, die op U hoopt.

WILLIBRORD

Hoed mijn leven, ik ben U getrouw, geef uitredding, mijn God, voor uw knecht die op U zijn vertrouwen gegrond heeft.

3
CANISIUS

Ontferm U mijner, o Heer; Want ik roep tot U de ganse dag.

WILLIBRORD

Ontferm U over mij, Heer, heel de dag al roep ik tot U;

4
CANISIUS

Stort vreugde in de ziel van uw dienaar, Want tot U verhef ik mijn geest, o mijn Heer;

WILLIBRORD

geef het hart van uw knecht weer geluk: tot U is mijn verlangen geheven.

5
CANISIUS

Want Gij, o Heer, zijt goed en barmhartig, Rijk aan genade voor al wie U aanroept.

WILLIBRORD

Goedertieren zijt Gij, Heer, vergevend, vol ontferming voor elk die U aanroept:

6
CANISIUS

Jahweh, hoor mijn gebed, zie neer op mijn smeken;

WILLIBRORD

verneem dan, Heer, mijn gebed, en sla acht op mijn roep om erbarmen;

7
CANISIUS

Ik roep tot U op de dag van mijn nood, daar Gij mij verhoort!

WILLIBRORD

in dit uur van de nood roep ik U: want Gij kunt mij verhoren.

8
CANISIUS

Heer, geen der goden komt U nabij, En niets gelijkt op uw werken!

WILLIBRORD

Geen god, Heer komt U nabij, uw werken zijn onvergelijkelijk;

9
CANISIUS

Alle volkeren, die Gij hebt geschapen, o Heer, Moeten U komen aanbidden en uw Naam verheerlijken!

WILLIBRORD

alle volken - hun schepper zijt Gij - zullen opgaan, Heer, U aanbidden; zij geven uw naam de eer:

10
CANISIUS

Want Gij zijt groot, Gij doet wonderen; Waarachtig, Gij alleen zijt God!

WILLIBRORD

'machtig zijt Gij, werker van wonderen, Gij, o God, Gij alleen!'

11
CANISIUS

Jahweh, toon mij uw weg, opdat ik wandele in uw waarheid, Vervul enkel mijn hart van de vrees voor uw Naam;

WILLIBRORD

Wijs dan, Heer, mij uw weg, dat ik wandelen mag in uw waarheid; richt Gij mijn hart onverdeeld op dit ene: ontzag voor uw naam.

12
CANISIUS

Dan zal ik U hartelijk danken, mijn Heer en mijn God, En uw Naam verheerlijken voor eeuwig!

WILLIBRORD

Zo loof ik U, mijn God, in oprechtheid, verheerlijk uw naam ik - voor immer.

13
CANISIUS

Want dan toont Gij mij uw grote ontferming, En redt Gij mij uit het diepst van de afgrond!

WILLIBRORD

Groot over mij was uw ontferming, Gij, die mijn leven bewaard hebt voor het dodenrijk daar beneden.

14
CANISIUS

Mijn God, onbeschaamden staan tegen mij op, Een bende geweldenaars bedreigt mijn leven; Want ze houden U niet voor ogen!

WILLIBRORD

Sterk maken zich, God, die mij tarten, hun bende vervolgt mij - genadeloos! Nooit stond Gij hun voor de geest.

15
CANISIUS

Maar Gij zijt een barmhartig en genadig God, o mijn Heer, Lankmoedig en rijk aan goedheid en trouw:

WILLIBRORD

Heer, Gij God van erbarmen en genade, die lankmoedig zijt, rijk aan ontferming en trouw,

16
CANISIUS

Wend U tot mij, en wees mij genadig! Verleen uw dienaar bescherming, En red den zoon van uw dienstmaagd.

WILLIBRORD

wil mij aanzien, wees mij goedgunstig, stel Gij uw knecht in uw sterkte, verlos de zoon van uw dienstmaagd.

17
CANISIUS

Geef mij een teken van heil; Opdat mijn haters tot hun beschaming aanschouwen, Dat Gij het zijt, Jahweh, Die mij bijstaat en troost!

WILLIBRORD

Merk mij met een teken ten zegen: laat beschaamd mijn haters ontwaren dat Gij, Heer, mij helpt en mij troost.