Psalmen 79

Petrus Canisius Vertaling (CANISIUS)

1

Een psalm van Asaf. Ach God, de heidenen zijn in uw erfdeel gedrongen, Hebben uw heilige tempel ontwijd, En Jerusalem tot een puinhoop gemaakt!

2

Ze hebben de lijken van uw dienaren Als spijs toegeworpen aan de vogels in de lucht, En aan de wilde dieren het vlees uwer vromen;

3

Ze hebben hun bloed als water vergoten Rondom Jerusalem; en niemand heeft ze begraven.

4

Wij zijn een smaad voor onze buren geworden, Een spot en een hoon voor onze omgeving!

5

Hoelang nog, Jahweh, blijft Gij altijd maar toornen, En zal uw ijverzucht branden als vuur?

6

Neen, stort uw gramschap over de heidenen uit, die U niet kennen, Over de koninkrijken, die uw Naam niet vereren;

7

Want ze hebben Jakob verslonden, En zijn woonplaats verwoest!

8

Ach, reken ons de vroegere zonden niet toe; Uw ontferming trede ons snel tegemoet, Want onze ellende is groot!

9

Help ons, o God van ons heil, En red ons om de eer van uw Naam; Vergeef onze zonden om wille van uw Naam!

10

Waarom zouden de heidenen zeggen: "Waar is nu hun God?" Neen, laat de heidenen voor

11

Laat het gekerm van den gevangene voor uw aangezicht komen: Verlos de ten dode gewijden door de kracht van uw arm.

12

Werp in de schoot onzer buren tot zevenmaal toe De smaad, o Heer, waarmee ze U hebben gehoond.

13

Maar wij blijven uw volk en de kudde uwer weide; Wij prijzen U eeuwig, en verkonden uw lof van geslacht tot geslacht.

Deel specifieke verzen

Genereer een link om specifieke verzen uit dit hoofdstuk te delen.