Psalmen 68

Alle 2 beschikbare vertalingen

1
CANISIUS

Voor muziekbegeleiding van David. Een psalm; een lied. God staat op: zijn vijanden stuiven uiteen, Zijn haters vluchten voor Hem weg!

WILLIBRORD

Voor de koorleider. Van David. Een psalm. Een lied.

2
CANISIUS

Zoals rook spoorloos verdwijnt, En was wegsmelt in vuur, Zo vergaan de bozen Voor het aanschijn van God.

WILLIBRORD

God verrijst - zijn vijanden verstuiven, voor zijn aanblik vlieden zijn haters.

3
CANISIUS

Maar de rechtvaardigen mogen juichen en jubelen, Zich verheugen en verblijden in God!

WILLIBRORD

Zoals rook verwaait op de wind, zoals was wegsmelt voor het vuur, zo vergaan voor Gods aanblik de duisteren.

4
CANISIUS

Zingt God ter ere, en verheerlijkt zijn Naam, Jubelt voor Hem, die door de woestijn kwam gereden; Verheugt u in Jahweh, En juicht voor zijn aanschijn!

WILLIBRORD

De rechtvaardigen echter - met jubel verblijden zij zich voor Gods aanschijn, vieren in vervoering hun vreugde.

5
CANISIUS

Hij is de Vader der wezen, de Beschermer der weduwen, Hij is God in zijn heilige tent;

WILLIBRORD

Zingt God ter eer, psalmzingt zijn naam, baant die rijdt door de wolken de heerbaan: Jahwe is zijn naam - juicht voor zijn aanschijn.

6
CANISIUS

God, die de eenzame zwervers naar huis geleidde, Maar de weerspannigen bleven in de wildernis achter!

WILLIBRORD

Hij die vader is der verweesden, voor de vrouw die haar man mist het pleit voert, God, Hij in zijn heilig domein.

7
CANISIUS

Bij uw uittocht, o God, aan de spits van uw volk, En bij uw opmars door de woestijn:

WILLIBRORD

God, die vereenzaamden een thuis geeft, die gevangenen doet uitgaan in voorspoed. Doch wie Hem tart woont in woestijnland.

8
CANISIUS

Beefde de aarde, dropen de hemelen voor het aanschijn van God, Rilde de Sinaï voor het aanschijn van Jahweh, Israëls God!

WILLIBRORD

Toen Gij, God, uw volk voor zijt gegaan, uw weg door de woestijn hebt genomen,

9
CANISIUS

Een regen van gaven hebt Gij uitgestort, o God, En toen uw erfdeel uitgeput was, hebt Gij het gesterkt;

WILLIBRORD

beefde de aarde, het zwerk brak in droppelen voor de aanwezigheid Gods, Hij die God is van Israël.

10
CANISIUS

Uw beesten lieten zich onder hen neer, De uitgehongerden hebt Gij, o God, in uw goedheid verkwikt.

WILLIBRORD

Gij zond neer, God, als regen uw mildheid, gaf uw uitgeput erfland weer krachten,

11
CANISIUS

Toen heeft de Heer zijn belofte vervuld, En een leger van vrouwen kwam het blijde verkonden:

WILLIBRORD

dat uw volk zich daar neder kon laten; Gij bereidde het land in uw goedheid, o God, voor wie waren verdrukt.

12
CANISIUS

Machtige koningen slaan met haast op de vlucht, En het schone geslacht verdeelt de buit!

WILLIBRORD

De Heer doet zijn aanzegging uitgaan, blijde tijdingen uitzwermend talloos:

13
CANISIUS

Nu moogt gij gaan rusten in uw beemden: Zilverwit als de vleugels der duif, met goud overtrokken;

WILLIBRORD

'legervorsten, zij vlieden, zij vlieden!' Zij verdeelt, die het huis hoedt, de buit:

14
CANISIUS

Want de Almachtige heeft de koningen verstrooid, Zoals het sneeuwt op de Salmon!

WILLIBRORD

duivenvleugelen, betogen met zilver, de slagpennen met weerschijn van goud,

15
CANISIUS

Bergen van Basjan, godengebergte met uw spitsen:

WILLIBRORD

Toen de Almachtige de koningen uiteendreef, te dien tijde viel sneeuw op de Salmon:

16
CANISIUS

Bergen en toppen, waarom kijkt gij scheel Naar de berg, die God tot woonplaats verkoos, En waar Jahweh eeuwig zal wonen?

WILLIBRORD

o berg Gods, gebergte van Basan, berg der steilten, gebergte van Basan,

17
CANISIUS

Op de wagens van God: tienduizenden, duizend maal duizend, Trokt Gij van de Sinaï uw heiligdom binnen, o Heer;

WILLIBRORD

berg der steilten, wat staart gij afgunstig naar de berg die God tot zijn domein koos? Weet: de Heer zal voor eeuwig daar wonen.

18
CANISIUS

Gij hebt de hoogte beklommen, De gevangenen meegevoerd, Van de mensen geschenken aanvaard, Van weerspannigen zelfs, voor de woonplaats van God!

WILLIBRORD

Strijdwagens heeft God, myriaden, duizendtallen duizenden malen; de Heer heeft de Sinaï betreden, verschenen in heiligheid;

19
CANISIUS

Geloofd zij de Heer, die ons altijd beschermt, de God van ons heil;

WILLIBRORD

Gij ontsteeg, voerde mee de gevangenen, hebt gevorderd de gaven van mensen, ook hen die U wilden weerstaan; om woning te maken, Heer, God.

20
CANISIUS

Gij, die ons redt; Jahweh, die nog uitwegen kent van de dood;

WILLIBRORD

Gezegend de Heer, dag aan dag, Hij arbeidt om onzentwille: de God in wie ons behoud is.

21
CANISIUS

God, die de kop van zijn vijand verplettert, De harde schedel van hem, die in ongerechtigheid leeft!

WILLIBRORD

Hij, God - ons een God van verlossing: bij de Heer is een weg uit de dood.

22
CANISIUS

De Heer heeft gezegd: Ik sleep ze uit Basjan, Haal ze naar boven uit de diepten der zee,

WILLIBRORD

Doch zijn vijanden breekt God de schedel, het hoofd ruig van wie weiden in misdaad.

23
CANISIUS

Opdat gij in hun bloed met uw voeten kunt plassen, Ook de tong van uw honden haar deel van de vijanden krijgt!

WILLIBRORD

De Heer sprak: 'Ik haal binnen: uit Basan, binnen: zelfs uit de diepte der zeeën;

24
CANISIUS

Ziet, daar nadert de feeststoet van God, De feeststoet naar het heiligdom van mijn God en mijn Koning!

WILLIBRORD

dan staat gij waar zal vloeien het bloed, en de tong van uw honden krijgt mee van wat eens tot de vijand behoord heeft.

25
CANISIUS

Voorop gaan de zangers, de harpspelers volgen;

WILLIBRORD

Zichtbaar, God, wordt uw feestelijke rei, tempelrei van mijn God, van mijn koning.

26
CANISIUS

In het midden de maagden met pauken: in koren loven ze God. Dan de heersers, uit Israëls bronnen ontsprongen:

WILLIBRORD

Zangers gaan vooraan in de stoet, aan het eind die de snaren bespelen; meisjes, middenin, slaan op de handtrom.

27
CANISIUS

Benjamin de jongste vooraan, Met de vorsten van Juda in machtige drommen, En de vorsten van Zabulon en Neftali’s vorsten!

WILLIBRORD

Altesamen loven zij God, Hem Jahwe, de springader Israëls.

28
CANISIUS

Toon nu uw almacht, o God, die Gij ons hebt betuigd,

WILLIBRORD

Zie daar Benjamin, de jongste, vooraangaan, de vorsten van Juda in drommen, die vorsten van Zebulon zijn, die vorsten zijn van Naftali.

29
CANISIUS

Van uw heiligdom uit voor Jerusalems heil! Laat koningen U geschenken brengen:

WILLIBRORD

Maak, God, uw macht openbaar - God die machtig aan ons hebt gehandeld

30
CANISIUS

Jonge schapen, kudden stieren en kalveren uit Patros; Met staven van zilver en goud Als vrijwillige schatting der volken;

WILLIBRORD

uit uw tempel hoog boven Jeruzalem: koningen zullen hun schatting U brengen.

31
CANISIUS

Laat Egypte zijn vette gaven brengen, Koesj zijn handen vullen voor God!

WILLIBRORD

Dreig het monster tussen het riet, de troep stieren, stierkalven der heidenen. Knielend met baren zilver en goud volken vroeger belust op de strijd.

32
CANISIUS

Koninkrijken der aarde, zingt ter ere van God, En stemt een loflied aan voor den Heer:

WILLIBRORD

Zij naderen, Egypte's rijksgroten, Ethiopie gaat zich beijveren de handen te heffen tot God.

33
CANISIUS

Die de hoogste hemel der hemelen bestijgt, En met zijn stem de machtige donder doet rollen!

WILLIBRORD

Zingt Gods lof, koninkrijken der aarde, zingt bij de harp voor de Heer,

34
CANISIUS

Geeft glorie aan Israëls God, Wiens macht en kracht in de wolken reikt!

WILLIBRORD

die rijdt langs de alhemel des aanvangs, hoor! Hij spreekt met machtige stem.

35
CANISIUS

Ontzaglijk is God in zijn heilige woning: Hij, Israëls God, Die kracht en sterkte geeft aan het volk: Gezegend zij God!

WILLIBRORD

Erkent dan God in zijn macht: zijn hoogheid is over Israël. In de wolken zetelt zijn kracht.

36
CANISIUS

Niet beschikbaar in deze vertaling

WILLIBRORD

Geducht vanuit zijn heiligdom God, God van Israël, Hij die verleent weerbaarheid, oerkracht aan zijn volk. Gezegend zij God!