Psalmen 65

Alle 2 beschikbare vertalingen

1
CANISIUS

Voor muziekbegeleiding. Een psalm van David; een lied. U komt een lofzang toe In Sion, o God! U moet een dankoffer worden gebracht, In Jerusalem, Heer!

WILLIBRORD

Voor de koorleider. Een psalm van David. Een lied.

2
CANISIUS

Gij verhoort het gebed, Alle vlees komt tot U;

WILLIBRORD

U gewijd zij stilte en lofzang, o God, die woont op de Sion; ingelost de gelofte aan U.

3
CANISIUS

En al drukt onze schuld ons nog zo zwaar, Gij vergeeft onze zonden.

WILLIBRORD

O hoorder van het gebed, voor u moet de sterveling treden:

4
CANISIUS

Gelukkig, dien Gij uitverkiest en aanneemt, Om in uw voorhof te wonen: Die ons laven aan het goede van uw huis, Van uw heilige tempel!

WILLIBRORD

had het kwade macht over mij, Gij verzoent wat wij hebben misdreven.

5
CANISIUS

Met wonderen verhoort Gij ons in uw trouw, O God van ons heil; Gij, de hoop van alle grenzen der aarde, En ongenaakbare zeeën!

WILLIBRORD

Gelukzalig die Gij verkiest, die Gij noodt in uw hoven te wonen; in ons daalt de weldaad van uw huis, de heiligheid van uw tempel.

6
CANISIUS

Gij, die de bergen door uw kracht hebt gegrond, En met macht zijt omgord;

WILLIBRORD

Ontzagwekkend, gerechtigheid zelf, komt uw woord tot ons, God die ons redde, toeverlaat - tot de einden der aarde, tot de verste grenzen der zee.

7
CANISIUS

Die het bulderen der zeeën bedaart, En het gebruis van haar golven. Ontsteld staan de volken,

WILLIBRORD

Gij wiens kracht het gebergte gegrond heeft, die omgeven zijt door uw almacht;

8
CANISIUS

Vol vrees, die de grenzen der aarde bewonen: Voor uw tekenen daar, waar de morgen gloort, En waar Gij de avond doet juichen.

WILLIBRORD

die het grommen der zeeën bedaart, het donker gegrom van hun golven, de morrende opstand der volken.

9
CANISIUS

Gij draagt zorg voor de aarde, En drenkt ze volop; Gij stort er een rijke zegen op uit, Gods vloed heeft altijd water genoeg. Gij maakt haar gereed voor haar koren, Zó maakt Gij ze klaar:

WILLIBRORD

De verste bewoners der aarde vervult het ontzag voor uw tekenen; waar de morgen zich opent, de avond, wekt Gij de bazuintoon.

10
CANISIUS

Gij drenkt haar voren, bevochtigt haar kluiten, En maakt ze door regenslag week. Dan zegent Gij haar kiemen,

WILLIBRORD

Tot de aarde komt Gij, geeft haar groeikracht, rijkdom geeft Gij die zich vermeerdert: want de beek van Gods regen vloeit over. Zo geeft Gij het graan zijn begin, schept Gij het begin op de akker,

11
CANISIUS

En zet de kroon op het jaar van uw goedheid: Uw voetstappen druipen van vet,

WILLIBRORD

drenkt de voren, effent het ploegland, maakt met zware regens het willig. En Gij zegent wat gaat ontkiemen.

12
CANISIUS

Zelfs de vlakten der steppen druipen er van. De heuvels zijn met gejubel omgord,

WILLIBRORD

En dan kroont Gij het jaar met uw gaven; welig groeit waar Gij trad het gewas,

13
CANISIUS

De weiden met kudden bekleed, De dalen met koren getooid: Ze juichen en zingen!

WILLIBRORD

heerlijk groent het gras van de steppe en der heuvelen dracht is een feest.

14
CANISIUS

Niet beschikbaar in deze vertaling

WILLIBRORD

Overdekt zijn de velden met schapen, en de dalen dragen het graan. Waar de vreugderoep is tot elkaar en het zingen.