Psalmen 60

Petrus Canisius Vertaling (CANISIUS)

1

Voor muziekbegeleiding; op de wijze: "De lelie der wet." Een punt- en leerdicht van

2

Gij hebt het land laten kraken en scheuren; Het stortte ineen, en ligt nu in puin.

3

Gij hebt uw volk harde dingen doen slikken, En ons een koppige wijn laten drinken!

4

Maar voor uw vromen hadt Gij een banier opgericht, Om zich daar omheen te verzamelen tegen de boog;

5

En om uw geliefden te redden, Strek uw rechterhand uit, en verhoor ons.

6

Bij zijn heiligheid heeft God beloofd: Juichend zal ik Sikem verdelen, En het dal van Soekkot meten;

7

Mij behoort Gilad, van mij is Manasse. Efraïm is de helm van mijn hoofd, Juda mijn schepter,

8

Moab is mijn voetenbekken; Op Edom werp ik mijn schoeisel, Over Filistea hef ik mijn zegekreet aan.

9

Maar wie brengt mij nu binnen de vesting, Wie zal mij naar Edom geleiden:

10

Moet Gij het niet zijn, die ons hebt verstoten, o God, En niet langer met onze heirscharen optrekt, o God?

11

Ach, help ons dan tegen den vijand, Want hulp van mensen is ijdel;

12

Maar met God zijn wij sterk, Hij zal onze verdrukkers vertrappen!

Deel specifieke verzen

Genereer een link om specifieke verzen uit dit hoofdstuk te delen.