Psalmen 57

Alle 2 beschikbare vertalingen

1
CANISIUS

Voor muziekbegeleiding: "verderf niet." Een puntdicht van David, toen hij voor Saül

WILLIBRORD

Voor de koorleider. Op de wijze van' vernietig niet'. Van David. Een lied van bewaring. Toen hij voor Saul in de spelonk was gevlucht.

2
CANISIUS

Ik roep tot God, den Allerhoogste, Tot God, zo goedertieren voor mij;

WILLIBRORD

Ontferming voor mij, God, ontferming; ik zoek mij te bergen bij U, door uw vleugelen veilig beschaduwd tot dit onheil voorbij is gegaan.

3
CANISIUS

Hij zendt mij hulp uit de hemel, en beschaamt mijn belager, God zendt mij zijn liefde en trouw. Verhef U boven de hemelen, o God; Uw glorie vervulle de aarde!

WILLIBRORD

Ik blijf roepen tot God, de Allerhoogste, God - of Hij het voor mij beslecht,

4
CANISIUS

Zo leg ik mij neer te midden van leeuwen, Van mensen met vlammende ogen, Wier tanden spitsen en pijlen zijn, Scherp is hun tong als een zwaard.

WILLIBRORD

verlossing gebiedt uit de hemel, te schande maakt wie op mij jaagt. God gebiedt zijn genade en waarheid.

5
CANISIUS

Verhef U boven de hemelen, o God; Uw glorie vervulle de aarde!

WILLIBRORD

Hier leger ik - tussen leeuwen, adamskinderen: hun adem is vuur, speerpunten en pijlen hun tanden, hun tong is een scherp gewet zwaard.

6
CANISIUS

Ze spanden een net voor mijn voeten, Maar hun eigen voet werd er in verstrikt; Ze groeven mij kuilen, Zelf vielen zij er in. Verhef U boven de hemelen, o God; Uw glorie vervulle de aarde!

WILLIBRORD

Hoger, God, dan de hemelen verhef U: laat uw glorie de aarde omvatten.

7
CANISIUS

Mijn hart is gerust, o mijn God; mijn hart is gerust; Ik wil zingen en spelen.

WILLIBRORD

Een net spanden zij waar mijn weg liep, en zij braken welhaast mijn kracht; groeven, waar ik moest langsgaan, een valkuil: kwamen zelf op de bodem terecht!

8
CANISIUS

Word wakker mijn lofzang: harp en citer, ontwaak; Ik wil het morgenrood wekken! Verhef U boven de hemelen, o God; Uw glorie vervulle de aarde!

WILLIBRORD

Mijn hart, God, weet zich weer gerust: zingen mag ik, tokkelen de snaren.

9
CANISIUS

Ik wil U loven onder de volken, o Heer, U verheerlijken onder de naties;

WILLIBRORD

Ontwaak, o mijn glorie - harp, cither, ontwaak: en het morgenrood zing ik wakker;

10
CANISIUS

Want uw goedheid reikt tot de hemel, En tot de wolken uw trouw!

WILLIBRORD

u ter ere, Heer, doe ik klinken mijn loflied onder de volken, alom in hun landen mijn harpzang.

11
CANISIUS

Verhef U boven de hemelen, o God; Uw glorie vervulle de aarde!

WILLIBRORD

Want hemelhoog is uw genade; tot de wolken toe reikt uw trouw.

12
CANISIUS

Niet beschikbaar in deze vertaling

WILLIBRORD

Hoger, God, dan de hemelen verhef U, laat uw glorie de aarde omvatten.