Psalmen 56

Willibrord Vertaling (WILLIBRORD)

1

Voor de koorleider. Op de Griekse wijze van' verre eilanden'. Van David. Een lied van bewaring. Toen de Filistijnen hem in Gat vasthielden.

2

Wees mij genadig, God, waar mensen op mij jagen, vijandig dag aan dag mij drijven in het nauw.

3

Zij maken op mij jacht mij dag aan dag belagend; hun overmacht bestookt mij van hun hoogten uit.

4

Toch, in mijn bangste uur, blijf ik op u vertrouwen:

5

in God, wiens woord ik loof, in God vind ik mijn rust; en ik mag onbevreesd zijn: wat kan een mens mij doen?

6

Dag aan dag weten zij mijn woorden te verdraaien; hun duister overleg is tegen mij gericht;

7

nooit laten zij mij rust, zij spieden, zij bewaken de schreden die ik zet: zij schaduwen mij steeds.

8

Zouden zij met hun list uiteindelijk nog ontkomen? Sla Gij hun benden thans o God, in gramschap neer.

9

Hoe vaak ik balling was? Gij slechts hebt het geboekstaafd. Teken mijn tranen op: slechts Gij kent hun getal.

10

Vast deinst de vijand af het uur dat ik U aanroep; dit is mijn zekerheid: God is mijn bondgenoot.

11

In God, wiens woord ik loof, Jahwe, wiens woord ik loof,

12

in God vind ik mijn vastheid, hoef niet bevreesd te wezen: wat kan een mens mij doen?

13

God, mijn geloften aan U zijn nog oningelost: ik mag U thans betalen het offer van mijn dank;

14

Gij die gevrijwaard hebt mijn leven voor de dood, mijn voet voor aanstoot. - Zo wandel ik voor Gods aanschijn in licht dat leven is.

Deel specifieke verzen

Genereer een link om specifieke verzen uit dit hoofdstuk te delen.