Psalmen 5

Alle 2 beschikbare vertalingen

1
CANISIUS

Voor muziekbegeleiding: met fluiten. Een psalm van David. Jahweh, hoor naar mijn roepen, Let op mijn zuchten;

WILLIBRORD

Voor de koorleider. Met fluitbegeleiding. Een psalm van David.

2
CANISIUS

Luister naar mijn schreien, Mijn Koning en God.

WILLIBRORD

Hoor naar mijn woorden, Heer, versta mijn smartelijk klagen;

3
CANISIUS

Want tot U richt ik mijn bede, o Jahweh, Reeds in de vroegte hoort Gij mijn smeken;

WILLIBRORD

sla acht op mijn roepen om hulp, Gij zijt mijn koning, mijn God: laat mij tot u mogen bidden.

4
CANISIUS

Gij zijt geen God, wien de boosheid behaagt, Nooit is de zondaar U welkom;

WILLIBRORD

Heer, des morgens hoort Gij mijn stem, des morgens breng ik het voor U; wachtende zie ik uit.

5
CANISIUS

Geen goddeloze mag Voor uw ogen verschijnen! Gij haat al wie ongerechtigheid pleegt,

WILLIBRORD

Gij immers zijt niet een god bij wie laagheid ingang kan vinden, bij u kan het boze niet wonen,

6
CANISIUS

En leugenaars richt Gij te gronde; De man van bloed en bedrog Is een afschuw voor Jahweh.

WILLIBRORD

eigenwaan houdt geen stand voor uw blik, Gij haat elk die verraderlijk handelt;

7
CANISIUS

Maar door uw grote genade Mag ìk uw huis binnengaan, En naar uw heilige tempel gericht, U vol eerbied aanbidden.

WILLIBRORD

Gij vernietigt wie leugentaal spreekt, de Heer gruwt van wie moorden en bedriegen.

8
CANISIUS

Geleid mij, o Jahweh, Naar uw gerechtigheid; En om wille van die mij belagen, Baan mij de weg voor uw aanschijn.

WILLIBRORD

Zelf zal ik, door uw rijke genade, mogen binnengaan in uw huis, tot uw heiligdom mij mogen buigen in vreze voor wie Gij zijt.

9
CANISIUS

Neen, in hun mond is geen waarheid, En hun hart is bedorven; Een open graf is hun keel, Ze huichelen met hun tong.

WILLIBRORD

Leid mij door uw gerechtigheid, Heer, ten spijt van wie mij belagen; bewerk dat ik uw weg kan gaan.

10
CANISIUS

Laat ze boeten, o God, Aan eigen sluwheid te gronde gaan; Stoot ze weg om hun talrijke zonden, Want ze zijn weerbarstig tegen U.

WILLIBRORD

In hun mond is elk woord onoprecht, want bederf huist bij hen van binnen; een gapend graf is de keel van wie vleierig glad met de tong zijn.

11
CANISIUS

Dan verheugen zich allen, Die tot U vluchten; Jubelen eeuwig, Daar Gij ze beschermt; En juichen in U, Die uw Naam beminnen.

WILLIBRORD

Tref hen met vergelding, o God, laat hen struikelen over hun plannen; om al wat zij begingen: stoot toe! Tegen u is hun rebelleren.

12
CANISIUS

Want Gij zegent den rechtvaardige, Jahweh; Als een schild dekt hem uw liefde.

WILLIBRORD

Vreugde vinden die schuilen bij U; door de eeuwen heen gaat hun jubel, want rondom is uw bescherming: hoog verblijden zich die uw naam eren.

13
CANISIUS

Niet beschikbaar in deze vertaling

WILLIBRORD

De rechtvaardige zegent Gij, Heer, als een schild houdt uw gunst hem omgeven.