Psalmen 40

Alle 2 beschikbare vertalingen

1
CANISIUS

Voor muziekbegeleiding. Een psalm van David. Vol vertrouwen heb ik op Jahweh gehoopt; Hij boog tot mij neer, en verhoorde mijn smeken.

WILLIBRORD

Voor de koorleider. Van David. Een psalm.

2
CANISIUS

Hij trok mij uit de poel van bederf, uit modder en slijk, Zette mijn voeten op een rots, en gaf mij weer een vaste stap:

WILLIBRORD

Ik heb de Heer vurig verbeid: toen boog Hij zich over tot mij, Hij verhoorde mijn roepen om hulp

3
CANISIUS

Hij legde een nieuw lied in mijn mond, Een jubelzang voor onzen God! Mogen velen het zien vol ontzag, En met vertrouwen op Jahweh worden vervuld!

WILLIBRORD

en trok mij uit de groeve des doods, uit het slijk van dit zuigend moeras; Hij zette mijn voeten op rotsgrond, heeft mijn schreden vastheid gegeven.

4
CANISIUS

Gelukkig de man, die op Jahweh vertrouwt, En zich niet tot monsters wendt en tot valse gedrochten.

WILLIBRORD

Hij gaf mij een nieuw lied in de mond: de lofzang voor wie onze God is. O, mocht elk dit verstaan in ontzag, op de Heer zich leren verlaten:

5
CANISIUS

Ontzaglijke wonderen hebt Gij gewrocht, O Jahweh, mijn God; En in uw raadsbesluiten over ons Kan niemand zich met U meten. Ik zou ze willen verhalen en melden, Maar ze zijn niet te tellen.

WILLIBRORD

want gelukkig de man die voorgoed op de Heer zijn vertrouwen gegrond heeft, zich niet bij zelfverzekerden schaart, noch bij wie zich verliezen in leugens.

6
CANISIUS

Slacht- en spijsoffers wilt Gij niet, Maar Gij hebt mij de oren geopend; Brand- en zoenoffers eist Gij niet,

WILLIBRORD

Hoe ontelbaar, Heer onze God, zijn de wonderen die Gij verricht hebt, uw bestemmingen om onzentwille; uw grootheid is onvergelijkelijk: wilde ik die onthullen met woorden, het was boven de macht van mijn taal.

7
CANISIUS

Daarom zeg ik: "Zie, ik kom!" In de boekrol staat mij voorgeschreven,

WILLIBRORD

Gij die offers afwees en geschenken hebt mijn dove oren geopend: brand - en zondoffers zeggen U niets.

8
CANISIUS

Uw wil te volbrengen: Mijn God, dit is mijn hartewens, En in mijn boezem draag ik uw Wet.

WILLIBRORD

Toen heb ik gesproken: 'hier ben ik. Mij geldt wat in de boekrol vervat is:

9
CANISIUS

Uw goedertierenheid heb ik verkondigd In de grote gemeente; Ik hield mijn lippen niet gesloten, Jahweh, Gij weet het!

WILLIBRORD

God, uw wil te doen is mijn vreugde, uw wet is binnenin mij gegrift.'

10
CANISIUS

Uw gerechtigheid verborg ik niet in mijn hart, Uw trouw en hulp sprak ik openlijk uit; Uw liefde en gunst heb ik nimmer verzwegen Voor de talloze schare!

WILLIBRORD

Bode van uw gerechtigheid ben ik waar de schare tesamengestroomd is; zie, mijn lippen hield ik niet gesloten: Gij, Heer, Gij weet dit van mij.

11
CANISIUS

Jahweh, onthoud mij nu ook uw barmhartigheid niet, Maar laat uw liefde en gunst mij altijd behoeden.

WILLIBRORD

Uw gerechtigheid - haar heb ik nimmer in het eigen hart weggeborgen: ik verkondig uw trouw, uw verlossing, zwijg niet van uw genade, uw waarheid, waar de velen bijeen zijn vergaderd.

12
CANISIUS

Want van alle kanten omringen mij rampen: Ik kan ze niet tellen; Mijn zonden hebben mij achterhaald: Ik kan ze niet overzien; Ze zijn talrijker dan het haar op mijn hoofd, Zodat de moed mij ontzinkt.

WILLIBRORD

Heer, ontzeg mij dan niet uw ontferming: mogen uw genade, uw waarheid mij behoeden te allen tijde,

13
CANISIUS

Gewaardig U, Jahweh, mij te verlossen; Jahweh, snel mij te hulp!

WILLIBRORD

want rondom sluiten rampen mij in - zij worden welhaast ontelbaar; door mijn zonden word ik achtervolgd, hen aan te zien niet bij machte; talloos - mijn hoofdharen te boven. En mijn hart vertwijfelt in mij.

14
CANISIUS

Laat smaad en ontering hen treffen, Die mijn leven belagen; Laat ze vluchten met schande, Die zich vrolijk over mijn ongeluk maken,

WILLIBRORD

Heer, behage het U mij te redden, Heer, kom mij haastig te hulp.

15
CANISIUS

En verstarren van schaamte, Die tot mij roepen: "Ha, ha!"

WILLIBRORD

Laat beschaamd staan, bewust van hun schande, die het hadden gemunt op mijn leven, geef Gij de smadelijke aftocht van wie op mijn ongeluk hoopten,

16
CANISIUS

Maar in U mogen jubelen en juichen, Al die U zoeken; Zonder ophouden zeggen: "Jahweh

WILLIBRORD

mogen zelf zich verschuilen, vernederd, die schateren: 'raak! die is raak!'

17
CANISIUS

Ik ben wel ellendig en arm, Maar de Heer zal mijner gedenken. Gij zijt mijn helper en redder: Toef niet, mijn God!

WILLIBRORD

Wacht geluk en vreugde in U niet elk wiens hart naar u uitgaat? Het woord' grootmachtig is God' mogen telkendage herhalen zij die verbeiden uw heil.

18
CANISIUS

Niet beschikbaar in deze vertaling

WILLIBRORD

Ik ben zo ellendig, zo arm - Heer, wil aan mij denken. Mijn hulp zijt Gij, mijn bevrijder: mijn God, laat U niet wachten.