Psalmen 36

Alle 2 beschikbare vertalingen

1
CANISIUS

Voor muziekbegeleiding. Van David, den dienaar van Jahweh. De zonde fluistert den boze haar inblazingen toe. In het diepst van zijn hart; Geen vreze Gods Staat hem voor ogen.

WILLIBRORD

Voor de koorleider. Van Jahwe's dienaar David.

2
CANISIUS

Want ze heeft hem met blindheid geslagen, Zodat hij zijn misdaad kent noch haat.

WILLIBRORD

Een woord van overschrijding van de afgevallen mens: 'daarbinnen in mijn hart heerst geen ontzag voor God: ik kan zijn blik trotseren!'

3
CANISIUS

Het woord van zijn mond Is leugen en bedrog. Hij weigert, zich verstandig en goed te gedragen;

WILLIBRORD

Dit geeft hem veel voldoening, zijn schendtaal vindt hij prachtig.

4
CANISIUS

Zelfs op zijn sponde bedenkt hij nog slechtheid. Het verkeerde pad gaat hij op, En wendt zich niet af van het kwaad.

WILLIBRORD

Wat uitgaat uit zijn mond brengt onheil, is gelogen. Zelfkennis, eerlijk handelen het is hem vreemd geworden:

5
CANISIUS

Maar uw goedheid, o Jahweh, reikt tot de hemel, En tot aan de wolken uw trouw;

WILLIBRORD

op bed denkt hij zijn kwaad uit, kiest welbewust een weg waarvan niets goeds kan komen. Hij zal geen laagheid schuwen.

6
CANISIUS

Uw gerechtigheid is als de bergen Gods, Als de onmetelijke oceaan uw gericht. Mensen en dieren helpt Gij, o Jahweh;

WILLIBRORD

Hemelhoog, Heer, uw goedheid, uw trouw reikt tot de wolken;

7
CANISIUS

Hoe heerlijk is uw genade, o God! Daarom zoeken de kinderen der mensen Hun toevlucht in de schaduw uwer vleugelen;

WILLIBRORD

als het gebergte Gods staat uw gerechtigheid, zoals de grote vloed zo nadert uw gericht. Gij wilt de mens, het dier, Heer, in uw heil doen delen.

8
CANISIUS

Zij verzadigen zich met het vet van uw woning, Gij laaft ze aan uw stroom van geneugten.

WILLIBRORD

Hoe rijk is, God, uw goedheid: de mensenkinderen mogen zich welgeborgen weten in uwer vleugelen schaduw.

9
CANISIUS

Want bij U is de bron van het leven, In ùw licht aanschouwen wij licht.

WILLIBRORD

Het kostelijkst van uw huis gewordt hun als verkwikking, Gij laaft hen aan de beek van uwe heerlijkheden.

10
CANISIUS

Blijf uw goedertierenheid tonen aan hen, die U vrezen, Uw gerechtigheid aan de oprechten van hart;

WILLIBRORD

Gij bergt de bron des levens, in uw licht zien wij licht.

11
CANISIUS

Laat geen trotse voet mij vertrappen, Geen goddeloze vuisten mij slaan.

WILLIBRORD

Bestendig dan uw goedheid voor wie met U verkeren, en uw gerechtigheid voor wie oprecht van hart zijn.

12
CANISIUS

Maar waar de zondaars vallen, Laat ze daar liggen, en nimmermeer opstaan.

WILLIBRORD

Laat niet over mij heengaan de voetstap van de heerszucht, de vuist van wie U haten mij niet tot vluchteling maken.

13
CANISIUS

Niet beschikbaar in deze vertaling

WILLIBRORD

Zie, plotseling storten neer die in het kwaad volhardden; ter aarde liggen zij, tot opstaan niet bij machte.