Psalmen 33

Alle 2 beschikbare vertalingen

1
CANISIUS

Gij rechtvaardigen, heft Jahweh een jubelzang aan; De psalm is een lust voor de vromen!

WILLIBRORD

Verheft, vromen, met jubel de Heer, wel voegt de oprechten een loflied!

2
CANISIUS

Looft Jahweh met citers, Bespeelt voor Hem de tiensnarige harp;

WILLIBRORD

Zingt de Heer bij de cither een lofzang, een psalm bij de tiensnarige harp;

3
CANISIUS

Stemt een nieuw lied voor Hem aan, Tokkelt de lieren, lustig en luid!

WILLIBRORD

zingt ter ere van Hem een nieuw lied, paart uw tokkelspel aan de bazuinen.

4
CANISIUS

Want Jahweh’s woord is waarachtig, Onveranderlijk al zijn daden.

WILLIBRORD

Volstrekt is het woord van de Heer, heel zijn handelen voltrekt zich in waarheid;

5
CANISIUS

Gerechtigheid en recht heeft Hij lief; Van Jahweh’s goedheid is de aarde vol.

WILLIBRORD

Hem behaagt de orde des rechts, zijn genade vervult heel de aarde.

6
CANISIUS

Door het woord van Jahweh zijn de hemelen gemaakt, Door de adem van zijn mond heel hun heir;

WILLIBRORD

Door zijn woord zijn de hemelen gemaakt, door zijn ademtocht heel hun heir;

7
CANISIUS

Hij verzamelde het water der zee in een zak, Legde de oceanen in schuren op.

WILLIBRORD

rijzen deed Hij de zee als een wal, heeft haar kolken in krochten gekamerd.

8
CANISIUS

Heel de aarde moet Jahweh vrezen, Al de bewoners der wereld Hem duchten.

WILLIBRORD

Draag, aarde, ontzag voor de Heer, ducht Hem, al gij bewoners der wereld:

9
CANISIUS

Want Hij sprak: en het was; Hij gebood: en het stond.

WILLIBRORD

immers Hij sprak en het was, Hij gebood en het stond.

10
CANISIUS

De raadslagen der volken gooit Jahweh omver, Hij verijdelt de plannen der naties;

WILLIBRORD

Hij ontwricht het beraad van de volken, doet hun aller plannen te niet;

11
CANISIUS

Maar Jahweh’s raadsbesluit staat in eeuwigheid vast: Wat zijn hart heeft bedacht,

WILLIBRORD

doch zijn beraad staat voor eeuwig, zijn besluiten geslacht op geslacht.

12
CANISIUS

Gelukkig de natie, die Jahweh tot God heeft, Het volk, dat Hij Zich tot erfdeel verkoos!

WILLIBRORD

Gelukzalig Jahwe's volk, het godsvolk, de stam die als zijn erfdeel Hij koos.

13
CANISIUS

Jahweh ziet neer uit de hemel, Richt zijn blik op alle kinderen der mensen.

WILLIBRORD

De Heer ziet uit de hemelen neder, heeft elk mensenkind in het oog;

14
CANISIUS

Hij let van de plaats, waar Hij troont, Op alle bewoners der aarde:

WILLIBRORD

zijn aandacht gaat, vanwaar Hij zetelt, over al wat de aarde bevolkt;

15
CANISIUS

Hij, die aller hart heeft geschapen, En al hun daden doorgrondt.

WILLIBRORD

aller harten heeft Hij geformeerd, van een ieder doorgrondt Hij het handelen:

16
CANISIUS

Geen koning overwint door de macht van zijn heir, Geen held wordt gered door geweldige kracht;

WILLIBRORD

en geen vorst is door legermacht veilig, geen held is, hoe geducht ook, onkwetsbaar;

17
CANISIUS

Ook het ros kan de zege niet schenken, Door zijn grote snelheid niet redden.

WILLIBRORD

faalt het strijdros - uw zege is te niet: een paard redt niet, hoe sterk ook, uw leven.

18
CANISIUS

Maar het oog van Jahweh rust op hen, die Hem vrezen, En die op zijn goedheid vertrouwen:

WILLIBRORD

Weet: Gods oog rust op wie Hem vrezen, die van Hem de genade verbeiden,

19
CANISIUS

Om ze te redden van de dood, Ze in het leven te houden bij hongersnood.

WILLIBRORD

dat Hij hen bewaart voor de dood, hen als hongersnood heerst wil behouden.

20
CANISIUS

Onze ziel blijft opzien tot Jahweh: Hij is onze hulp en ons schild;

WILLIBRORD

Ons hart wacht de komst van de Heer: 'onze hulp en ons schild dat is Hij!'

21
CANISIUS

In Hem verheugt zich ons hart, Wij vertrouwen op zijn heilige Naam.

WILLIBRORD

Onze diepste vreugd rust in Hem, ons vertrouwen in zijn naam hoogheilig.

22
CANISIUS

Uw genade, o Jahweh, dale over ons neer, Naarmate wij op U blijven hopen!

WILLIBRORD

Uw genade, Heer, zij over ons, gelijk wij U hoopvol verbeiden.