Psalmen 32

Alle 2 beschikbare vertalingen

1
CANISIUS

Van David; een leerdicht. Gelukkig hij, wiens schuld is vergeven, Wiens zonde is bedekt;

WILLIBRORD

Van David. Een compositie. Zalig wiens overtreding vergeven, wiens zonde uitgewist is;

2
CANISIUS

Gelukkig de mens, wiens misdaad Jahweh niet langer gedenkt, In wiens geest geen onoprechtheid meer woont.

WILLIBRORD

zalig de mens wien de Heer niet meer toerekent wat is misdreven, in wiens hart niets heimelijks huist.

3
CANISIUS

Zolang ik bleef zwijgen, werd mijn gebeente verteerd Door mijn kreunen heel de dag;

WILLIBRORD

Want zolang ik zweeg, teerde mijn kracht weg, mijn snikken brak los, elke dag;

4
CANISIUS

Want uw hand drukte dag en nacht op mij neer, En mijn merg droogde weg in verschroeiende gloed.

WILLIBRORD

dag en nacht bleef uw hand op mij wegen: ik verschrompelde tot in het merg, of mij midzomerhitte verschroeid had.

5
CANISIUS

Maar toen ik U mijn zonde beleed, Mijn schuld niet verheelde, En sprak: "Ik wil Jahweh

WILLIBRORD

Tot ik U mijn zonde bekend heb, mijn kwaad niet langer verzweeg, wist: de Heer biecht ik mijn overtreding. Toen vergaaft Gij mijn zonde, mijn schuld.

6
CANISIUS

Daarom moeten alle vromen U om vergiffenis smeken, Zolang Gij U nog vinden laat; Dan zullen bij de stortvloed de onstuimige wateren Hèn niet bereiken.

WILLIBRORD

Daarom bidde tot U wie gelooft ten tijde dat hij zich belaagd weet; dan, hoe dreigend het water ook wast, hem vermag het niet te bereiken.

7
CANISIUS

Gij zijt mijn schutse, en behoedt mij voor rampspoed, Gij omringt mij met jubel van heil!

WILLIBRORD

Gij, mijn schutse, ontheft mij van druk, bevrijding schept Gij rondom mij.

8
CANISIUS

Nu wil ik u onderricht geven, De weg wijzen, die ge moet gaan; Ik wil u raden, En mijn oog op u richten.

WILLIBRORD

Inzicht geef Ik u, onderrichting, omtrent de weg die gij gaan moet. Ik geef raad. Mijn oog is op u.

9
CANISIUS

Wees niet als paarden Of muilezels zonder verstand, Die men moet mennen met toom en gebit, Of ze gehoorzamen niet.

WILLIBRORD

Weest daarom niet als een paard, niet een redeloos muildier gelijk; men moet met toom en met bit zijn koppigheid weten te breken. Want anders komt het u te na!

10
CANISIUS

Veel kommer valt den boze ten deel, Maar de genade omringt wie op Jahweh vertrouwt.

WILLIBRORD

Slagen talloos wachten wie kwaad zoekt, doch wie zijn rust weet in de Heer, hem zal Gods genade omgeven.

11
CANISIUS

Verblijdt u in Jahweh en jubelt, gij vromen, Juicht allen, oprechten van hart!

WILLIBRORD

Verblijdt u: want Hij is de Heer. Zingt, vromen, Hem van uw vreugde, zingt, oprechten van hart, uw vervoering!