Psalmen 26

Petrus Canisius Vertaling (CANISIUS)

1

Van David. Wees mijn Rechter, o Jahweh! Want mijn wandel is rein; Altijd heb ik op Jahweh vertrouwd, Nooit gewankeld!

2

Beproef mij, en toets mij, o Jahweh; Doorgrond mijn nieren en hart.

3

Want uw liefde houd ik voor ogen, En in uw waarheid heb ik geleefd;

4

Ik heb geen gemeenschap met veinzers, Met gluipers ga ik niet om;

5

Ik haat het gezelschap der bozen, En met slechtaards zit ik niet aan.

6

Maar ik was mijn handen in onschuld, En sta rond uw altaar,

7

O Jahweh, om U een loflied te zingen, En al uw wonderen te melden.

8

Jahweh, ik bemin het huis, waar Gij toeft, De woonplaats van uw heerlijkheid.

9

Werp mij niet weg met de zondaars, Mijn leven niet met moordenaars,

10

Aan wier handen misdaad kleeft, Wier rechterhand is omgekocht.

11

Neen, ik wandel in onschuld; Red mij dus, Jahweh, en wees mij genadig!

12

Mijn voet staat in de gerechtigheid vast; Ik zal U loven, o Jahweh, in de volle gemeente!

Deel specifieke verzen

Genereer een link om specifieke verzen uit dit hoofdstuk te delen.