Psalmen 140
Willibrord Vertaling (WILLIBRORD)
Voor de koorleider. Een psalm van David.
Red mij, God van wie duister gezind zijn, voor wie leven van onrecht behoed mij:
zij zijn het die broeden op kwaad, de dag lang zinnen op twist.
Hun tong is als een slangetong spits, addergif schuilt achter hun lippen.
Houd mij, Heer, uit de greep van hun boosheid, voor wie leven van onrecht bewaar mij. Zij bedoelen mijn voet te doen struikelen.
Zonder schaamte strikten zij mij de verborgen lus van hun koorden. zetten uit hun net langs het pad, een slagnet om mij te vangen.
Tot de Heer bid ik: 'Gij zijt mijn God, hoor, Heer, hoe ik smeek om uw bijstand;
Heer mijn God, Gij wiens kracht mijn behoud is, komt de strijd, uw bescherming is om mij.
Verhoed, Heer, wat uw haters begeren, laat niet voortgaan wat zij beramen: dat waarop zij zich voor laten staan!'
Dit venijn van wie mij omsluiten, die laster keert terug tot de lasteraars,
overstort hen: schroeiend en brandend; zij komen terecht in de maalstroom, zij vinden geen grond om te staan!
Geen lasteraar houdt stand hier op aarde; die van onrecht leeft - eigen kwaad haalt hem in: het valt over hem heen.
Ik weet: de Heer voert het geding van de arme, het pleit van de schamele.
Zo looft de rechtvaardige uw naam, in uw glans verwijlt wie oprecht is.