Psalmen 14

Willibrord Vertaling (WILLIBRORD)

1

Voor de koorleider. Van David. De dwaas zegt bij zichzelf: 'welneen! er is geen God!' Stuitend, verfoeilijk kwaad wordt overal begaan: geen mens handelt oprecht.

2

God, uit zijn hemel, ziet op Adams kinderen neer, speurend of er soms is een sterveling met verstand, een die nog vraagt naar God.

3

Doch allen zwerven af, verdorven met elkaar! Geen mens handelt oprecht: geen enkele. Geen een.

4

Weten zij dan van niets, de stichters van dit kwaad, uitvreters van mijn volk? Dat vindt zijn brood gereed en kent Gods naam niet meer!

5

Totdat de schrik hen slaat: God staat zijn vromen bij.

6

Al uw boos overleg tegen de arme faalt: zijn toevlucht is de Heer.

7

O, dat toch Israëls heil uit Sion dagen mocht! Het komt: als God de keer, de keer brengt voor zijn volk en Jakob juichen mag, Israël feest zal vieren!

Deel specifieke verzen

Genereer een link om specifieke verzen uit dit hoofdstuk te delen.