Psalmen 138

Alle 2 beschikbare vertalingen

1
CANISIUS

Van David. Van ganser harte wil ik U danken, o Jahweh, U roemen hoog boven de goden: Want Gij hebt mijn smeken gehoord.

WILLIBRORD

Van David. Loven wil ik U met heel mijn hart, de afgoden tartend mijn psalmen U zingen,

2
CANISIUS

Ik werp mij neer, naar uw heilige tempel gericht, En verheerlijk uw Naam, Om uw genade en trouw.

WILLIBRORD

buigen wil ik voor uw heiligdom, prijzen uw naam om uw goedheid en om uw trouw: hoger nog dan uw roep van voorheen hief Gij hoog uw belofte.

3
CANISIUS

Gij hebt onnoemelijk meer gedaan, dan Gij hebt beloofd; Gij hebt mij verhoord, toen ik tot U riep, En mijn zielskracht vermeerderd.

WILLIBRORD

Gij die mij verhoorde het uur dat ik riep, mij bezielde, mij kracht hebt gegeven:

4
CANISIUS

Alle koningen der aarde zullen U loven, o Jahweh; En als zij uw belofte vernemen,

WILLIBRORD

gij dien loven de vorsten der aarde, als zij, eenmaal, verstaan wat gij aanzegt;

5
CANISIUS

Zullen zij de wegen van Jahweh bezingen. Waarachtig, groot is de glorie van Jahweh;

WILLIBRORD

en hun lied prijst de leiding des Heren: 'groot de majesteit van Jahwe!'

6
CANISIUS

Hoog verheven is Jahweh: toch ziet Hij op de nederigen neer, En kent de trotsen van verre!

WILLIBRORD

Ja, verheven de Heer, die de nederige ziet en doorgrondt de trotse van verre;

7
CANISIUS

Gij behoedt mijn leven, als ik in ellende verkeer, Steekt uw hand uit, als mijn vijanden woeden, En uw rechter komt mij te hulp.

WILLIBRORD

moest ik gaan door het hart der ellende, nog hield Gij mijn leven bewaard, heft de hand waar mijn vijanden dreigen: uw rechterhand brengt mij heil.

8
CANISIUS

Jahweh, volbreng het voor mij ten einde toe: Jahweh laat uw genade duren voor eeuwig; Laat het werk uwer handen niet onvoltooid!

WILLIBRORD

De Heer voltrekt het voor mij: tot in eeuwigheid, Heer, uw genade. Laat niet varen het werk uwer handen.