Psalmen 137
Petrus Canisius Vertaling (CANISIUS)
Aan Babels stromen zaten wij schreiend Bij de gedachte aan Sion;
En aan de wilgen, die daar stonden, Hingen wij onze harpen op.
Ja, daar durfden onze rovers Ons nog liederen vragen; En onze beulen: "Zingt ons vrolijke
Ach, hoe zouden wij Jahweh’s liederen zingen Op vreemde bodem!
Jerusalem, zo ik u zou vergeten, Ik vergat mijn rechterhand nog eer;
Mijn tong mag aan mijn gehemelte kleven, Zo ik u niet gedenk: Zo ik niet meer van Jerusalem houd, Dan van het toppunt van vreugde.
Jahweh, reken de zonen van Edom De dag van Jerusalem toe; Die riepen: Smijt ze neer, smijt ze neer; Neer met haar op de grond!
En gij, dochter van Babel, moordenares: Heil hem, die u vergeldt wat gij ons hebt gedaan;
Heil hem, die uw kinderen grijpt, En tegen de rots te pletter slaat!