Psalmen 129

Petrus Canisius Vertaling (CANISIUS)

1

Een bedevaartslied. Van jongs af heeft men wreed mij mishandeld, Mag Israël wel zeggen;

2

Mij hardvochtig gekweld sinds mijn jeugd, Maar nooit mij gebroken.

3

Ploegers hebben mijn rug beploegd, En lange voren getrokken;

4

Maar Jahweh bleef trouw: De riemen der bozen sneed Hij stuk.

5

Beschaamd moeten vluchten Alle haters van Sion.

6

Ze zullen worden als gras op de daken, Dat vóór het opschiet, verdort;

7

Waarmee geen maaier zijn hand kan vullen, Geen hooier zijn arm.

8

En niemand zal in het voorbijgaan zeggen: "De zegen van Jahweh over u; Wij zegenen

Deel specifieke verzen

Genereer een link om specifieke verzen uit dit hoofdstuk te delen.