Psalmen 119

Alle 2 beschikbare vertalingen

1
CANISIUS

Gelukkig, die onberispelijk zijn in hun wandel, En leven volgens Jahweh’s wet;

WILLIBRORD

Rijk zijn wie onaantastbaar hun weg gaan, daar hun wandel de wet van de Heer volgt;

2
CANISIUS

Gelukkig, die op zijn vermaningen letten, Hem zoeken met geheel hun hart;

WILLIBRORD

rijk wie naar zijn uitspraken leven, Hem met heel hun hart willen zoeken.

3
CANISIUS

Zij ook, die geen ongerechtigheid plegen, Maar blijven leven naar zijn woord.

WILLIBRORD

Zie, onrecht begaan is hun vreemd; zij bewandelen immers zijn wegen.

4
CANISIUS

Gij zelf hebt uw bevelen gegeven, Opdat men ze trouw zou volbrengen;

WILLIBRORD

Gijzelf hebt uw opdrachten verordend opdat zij vervuld worden: feilloos.

5
CANISIUS

Ach, mocht mijn gedrag zo onwankelbaar zijn, Dat ik uw inzettingen trouw onderhield.

WILLIBRORD

O, waren mijn wegen zo zeker dat ik steeds uw verbondseisen nakwam;

6
CANISIUS

Dan zal ik nooit beschaamd komen staan, Als ik het oog richt op al uw geboden;

WILLIBRORD

want dan kon ik zonder beschaming zien op ieder van uw geboden.

7
CANISIUS

Maar in oprechtheid des harten zal ik U danken, Als ik uw rechtvaardige voorschriften leer.

WILLIBRORD

Ik loof U in oprechtheid des harten nu ik uw rechtsorde verstaan ga.

8
CANISIUS

Ik houd mij vast aan uw bestel: Verlaat mij dan niet voor altoos!

WILLIBRORD

Uw verbondseisen wil ik getrouw zijn; verlaat mij dan niet geheel.

9
CANISIUS

Hoe kan een jongeman zijn reinheid bewaren? Door zich te houden aan uw woord!

WILLIBRORD

Wie jong is - hoe wandelt hij schuldloos? Als hij daarbij acht op uw woord slaat.

10
CANISIUS

Ik heb U met heel mijn hart gezocht, Laat mij nooit uw geboden verlaten;

WILLIBRORD

Met heel mijn hart blijf ik U zoeken; laat mij van uw geboden niet wijken.

11
CANISIUS

Ik bewaar uw bestel in mijn hart, Om nooit te zondigen tegen U.

WILLIBRORD

Uw woord berg ik diep in mijn hart, opdat ik niet tegen U zondig.

12
CANISIUS

Geprezen zijt Gij, o Jahweh, Leer mij uw inzettingen kennen;

WILLIBRORD

Gezegend zijt Gij, Jahwe! Leer mij uw verbondseisen kennen.

13
CANISIUS

Dan zal ik met mijn lippen verbreiden Al de voorschriften van uw mond.

WILLIBRORD

Overluid zal ik het vermelden, heel het recht door uw spreken verordend.

14
CANISIUS

Ik verheug mij over de weg, die uw vermaning mij wees, Meer dan over alle schatten;

WILLIBRORD

Uwer uitspraken reeks - zij verrukt mij of ik schatten bezat menigvoud.

15
CANISIUS

Uw bevelen wil ik overwegen, En op uw paden blijven letten;

WILLIBRORD

Uw opdrachten wil ik bepeinzen, op de paden acht slaan die Gij wijst,

16
CANISIUS

Ik wil mij aan uw wet verkwikken, En nimmermeer uw woord vergeten!

WILLIBRORD

Uw verbondseisen - daar ligt mijn vreugde; uw woord zal ik nimmer verzaken.

17
CANISIUS

Laat uw dienstknecht leven, En ik zal uw woord onderhouden;

WILLIBRORD

Herschep mij, uw knecht, tot nieuw leven; moge ik zo uw woord onderhouden.

18
CANISIUS

Neem de sluier van mijn ogen, Opdat ik de wonderen van uw wet aanschouwe.

WILLIBRORD

Maak mijn ogen nieuw, dat ik zien mag wat uw wet aan wonderen bergt.

19
CANISIUS

Al ben ik maar een zwerver op aarde, Verberg mij uw bevelen niet;

WILLIBRORD

Een vreemdeling ben ik op aarde; Houd mij uw geboden niet verre.

20
CANISIUS

Want mijn ziel wordt verteerd van verlangen Naar uw voorschriften, altijd door.

WILLIBRORD

Verteerd wordt mijn ziel van verlangen naar uw rechtsbestel - elke dag weer.

21
CANISIUS

Gij bedreigt de hoogmoedigen, Vervloekt, die uw geboden verlaat;

WILLIBRORD

Dreigend striemt uw stem de verwatenen die huns weegs gaan, ver van uw geboden.

22
CANISIUS

Wend dan smaad en hoon van mij af, Want uw vermaningen neem ik ter harte.

WILLIBRORD

Neem mijn last af van smaad en vernedering; ik hield aan uw uitspraken vast.

23
CANISIUS

Al spannen ook vorsten tegen mij samen, Uw dienstknecht peinst over uw inzettingen na;

WILLIBRORD

Zweren machtigen ook tegen mij samen, uw knecht blijft uw verbondseisen nagaan.

24
CANISIUS

Ja, uw bestel is mij een lust, En mijn berader.

WILLIBRORD

Uw uitspraken - ja, mijn hoogste vreugde; zij zijn mijn raadslieden geworden.

25
CANISIUS

Reeds ligt mijn ziel aan het stof gekluisterd: Wek mij ten leven naar uw woord.

WILLIBRORD

Mijn ziel komt niet los van het stof; geef Gij, naar uw woord, mij nieuw leven.

26
CANISIUS

Mijn leven heb ik U open gelegd: Gij hebt mij gehoord, Leer mij thans uw inzettingen kennen;

WILLIBRORD

Spreek ik U van mijn wegen, Gij antwoordt; leer mij wat uw verbondseisen zijn.

27
CANISIUS

Onderricht mij, hoe ik naar uw bevelen moet leven, En ik zal uw wonderen vermelden.

WILLIBRORD

Leer mij zien hoe uw opdrachten wijzen: zo mag ik uw wonderen bepeinzen.

28
CANISIUS

Mijn ziel kwijnt weg van ellende: Richt mij naar uw bestel weer op.

WILLIBRORD

Mijn ziel blijft schreien van droefheid; richt mij op: getrouw aan uw woord.

29
CANISIUS

Houd de weg der leugen ver van mij af, En schenk mij genadig uw wet;

WILLIBRORD

Houd mij ver van de weg der onwaarheid, geef genadig mij deel aan uw wet.

30
CANISIUS

Ik heb de weg der waarheid gekozen, Uw voorschriften mij voor ogen gesteld.

WILLIBRORD

De weg der waarheid wil ik kiezen; ik houd mij uw rechtsbestel voor.

31
CANISIUS

Ik klamp mij aan uw vermaningen vast, Maak mij niet te schande, o Jahweh;

WILLIBRORD

In uw uitspraken vind ik mijn vastheid; maak, Heer, dat ik niet word beschaamd.

32
CANISIUS

De weg uwer geboden zal ik bewandelen, Als Gij mijn hart maar verblijdt.

WILLIBRORD

Mij valt licht de weg uwer geboden; Gij neemt de druk van mijn hart.

33
CANISIUS

Leer mij, Jahweh, naar uw inzettingen leven, Opdat ik ze ten einde toe onderhoud;

WILLIBRORD

Leer mij, Heer, uw verbondseisen volgen, en ik houd mij daaraan tot het einde.

34
CANISIUS

Geef mij inzicht om uw wet te volbrengen, En met heel mijn hart te beleven;

WILLIBRORD

Geef mij inzicht opdat ik uw wet houd en met heel mijn hart daaraan trouw blijf.

35
CANISIUS

Laat mij het pad uwer geboden betreden, Want dat is mijn vreugd.

WILLIBRORD

Leid mij langs het pad uwer geboden, want daarheen gaat mijn verlangen.

36
CANISIUS

Neig mijn hart naar uw vermaningen, En niet naar gewin;

WILLIBRORD

Doe mijn hart naar uw uitspraken uitgaan en houd het van winstbejag ver.

37
CANISIUS

Wend mijn ogen van de ijdelheid af, En laat mij leven naar uw woord.

WILLIBRORD

Wend mijn oog af van al wat geen zin heeft; geef, langs uw weg, mij werkelijk leven.

38
CANISIUS

Doe uw bestel aan uw dienstknecht gestand, Dat Gij beschikt hebt voor hen, die U vrezen;

WILLIBRORD

Doe uw knecht uw belofte gestand: worde zo uw geduchtheid ervaren.

39
CANISIUS

Wentel de smaad, die ik ducht, van mij weg, Want uw voorschriften blijven voortreffelijk.

WILLIBRORD

Houd wat schendt van mij weg, want ik schuw het; uw rechtsbestel bergt het heil.

40
CANISIUS

Zie, ik hunker naar uw bevelen, Laat mij door uw gerechtigheid leven!

WILLIBRORD

Zie, uw opdrachten heb ik gekozen: Gij die recht doet geef mij nieuw leven.

41
CANISIUS

Moge uw genade mijn deel zijn, o Jahweh, En uw heil naar uw bestel;

WILLIBRORD

Laat, o Heer, mij uw goedheid ervaren en, naar uw belofte, uw heil.

42
CANISIUS

Dan zal ik mijn lasteraars te woord kunnen staan, Want ik vertrouw op uw woord;

WILLIBRORD

Ik dien mijn smaders van antwoord doordat ik op uw woord vertrouw.

43
CANISIUS

Neem het woord der waarheid niet geheel uit mijn mond, Want ik wacht uw voorschriften af.

WILLIBRORD

Laat in mij het woord van de waarheid niet verstommen: uw rechtsorde wacht ik.

44
CANISIUS

Uw wet wil ik steeds onderhouden, Voor eeuwig en immer;

WILLIBRORD

Uw wet wil ik bij voortduring trouw zijn; zo zij het voor immer en eeuwig.

45
CANISIUS

Dan zal ik ongestoord kunnen leven, Omdat ik naar uw bevelen vraag.

WILLIBRORD

Zo dan mag in een wijd land ik wandelen: uw opdrachten zoek ik te volgen.

46
CANISIUS

Zelfs koningen zal ik van uw vermaningen spreken, En mij er nooit over schamen;

WILLIBRORD

Van uw uitspraken zal ik getuigen zelfs voor koningen onbeschroomd.

47
CANISIUS

Ik zal mij aan uw geboden verkwikken, Die ik van harte bemin;

WILLIBRORD

Diepe vreugd vind ik in uw geboden; al mijn liefde gaat daarnaar uit.

48
CANISIUS

Tot U zal ik mijn handen verheffen, En uw inzettingen overwegen.

WILLIBRORD

Uw geboden zoek ik te grijpen, uw verbondseisen blijf ik bepeinzen.

49
CANISIUS

Gedenk het woord, tot uw dienstknecht gesproken, En waarop Gij mijn hoop hebt gesteld;

WILLIBRORD

Wees het woord tot uw knecht dan indachtig: daarmee hebt Gij mij uitzicht geboden.

50
CANISIUS

Dit is mijn troost in mijn ellende, Dat uw bestel mij het leven behoudt.

WILLIBRORD

Ben ik in kommer, dit troost mij: uw belofte geeft mij nieuw leven.

51
CANISIUS

Al bespotten de bozen mij nog zo vijandig, Toch wijk ik niet af van uw wet;

WILLIBRORD

Hoezeer mij hun hoogmoed ook sarde, ik ben van uw wet niet geweken.

52
CANISIUS

Ik blijf uw aloude voorschriften indachtig, En voel mij er door getroost, o Jahweh;

WILLIBRORD

Uw rechtsbestel staat mij voor ogen in zijn eeuwigheid, Heer - als mijn troost.

53
CANISIUS

Maar gramschap maakt zich van mij meester, Om de zondaars, die uw geboden verlaten.

WILLIBRORD

Een brandende toorn grijpt mij aan om de zondigen die uw wet verzaken.

54
CANISIUS

Uw inzettingen ruisen als zangen mij tegen In het huis van mijn ballingschap;

WILLIBRORD

Harpmuziek blijft mij: uw verbondseisen in het huis mijner vreemdelingschap.

55
CANISIUS

Des nachts, o Jahweh, gedenk ik uw Naam, En volg uw vermaningen op;

WILLIBRORD

Aan uw naam, Heer, denk ik in de nacht en hoe ik uw wet moet betrachten.

56
CANISIUS

Want dit is mijn plicht: Dat ik uw bevelen volbreng.

WILLIBRORD

Dit is wat ik heb mogen ontvangen omdat ik uw opdrachten nakom.

57
CANISIUS

Gij zijt mijn erfdeel, o Jahweh: Ik heb beloofd, uw woord te volbrengen;

WILLIBRORD

Heer, dit mag het mijne ik noemen: dat ik uw woorden getrouw ben.

58
CANISIUS

Van ganser harte zoek ik uw aanschijn, Wees mij genadig naar uw bestel.

WILLIBRORD

Heel mijn hart vraagt dat Gij mij wilt aanzien; wees mij, naar uw belofte, genadig.

59
CANISIUS

Ik overleg bij mijzelf, welke weg ik moet gaan, En naar uw vermaningen richt ik mijn schreden;

WILLIBRORD

Altijd sla ik acht op mijn wegen; ik keer steeds tot uw uitspraken terug.

60
CANISIUS

Ik haast mij, zonder ooit te talmen, Om uw geboden te onderhouden;

WILLIBRORD

Ik haast mij, ik wil nimmer aarzelen om te handelen naar uw geboden.

61
CANISIUS

En al houden mij de strikken der bozen gevangen, Nooit vergeet ik uw wet;

WILLIBRORD

Willen mij uw haters verstrikken, nochtans: uw wet laat ik niet los.

62
CANISIUS

Midden in de nacht sta ik op, Om U voor uw rechtvaardige voorschriften te danken.

WILLIBRORD

Middernacht - tot uw lof wil ik opstaan, denkend aan uw rechtvaardig bestel.

63
CANISIUS

Ik ben de vriend van al, die U vreest, En die uw bevelen volbrengt;

WILLIBRORD

In verbond sta ik met wie U vrezen, met hen die uw opdrachten trouw zijn.

64
CANISIUS

De aarde is vol van uw goedheid, o Jahweh, Leer mij maar uw inzettingen kennen.

WILLIBRORD

Heer, uw goedheid doordringt heel de aarde: leer mij wat uw verbondseisen zijn.

65
CANISIUS

Gij hebt uw dienstknecht wèl gedaan, O Jahweh, naar uw woord;

WILLIBRORD

Hoe hebt Gij uw knecht goedheid bewezen, getrouw, o Heer, aan uw woord!

66
CANISIUS

Schenk mij een helder oordeel en inzicht, Want ik heb vertrouwen in uw geboden.

WILLIBRORD

Leer mij onderscheiding en inzicht, vaste grond vind ik in uw geboden.

67
CANISIUS

Eer ik vernederd werd, dwaalde ik af, Maar nu houd ik mij aan uw bestel;

WILLIBRORD

Eer ik mij boog was ik een doler: thans houd ik mij strikt aan uw woord.

68
CANISIUS

Gij zijt goed en doet wèl: Leer mij dan uw inzettingen kennen.

WILLIBRORD

Goed zijt Gij slechts - uw handelen is goedheid; leer mij wat uw verbondseisen zijn.

69
CANISIUS

Onbeschaamden belasteren mij, Want van ganser harte neem ik uw bevelen in acht;

WILLIBRORD

Onwaarachtigheid wijt men mij, schaamteloos: mij, vurig uw opdrachten trouw.

70
CANISIUS

Lomp als vet is hun hart, Maar ìk vind mijn vreugd in uw wet;

WILLIBRORD

Verhard is hun hart, toegesloten; mij - hoe brengt mij uw wet in vervoering!

71
CANISIUS

En het was mij goed, te worden vernederd, Om uw vermaningen te leren verstaan;

WILLIBRORD

Mijn verdrukking werd mij tot zegen: uw verbondseisen heb ik begrepen.

72
CANISIUS

Want de voorschriften van uw mond schat ik hoger, Dan duizenden in goud en zilver!

WILLIBRORD

De wet - uw woord - is mij meer waard dan goud en zilver bij schepels.

73
CANISIUS

Uw handen hebben mij gemaakt en gevormd, Geef mij ook inzicht, om uw geboden te kennen;

WILLIBRORD

Mij maakten, mij vormden uw handen; leer Gij mij dan onderscheiden: dat ik uw geboden verstaan mag.

74
CANISIUS

Dan zien, die U vrezen, met vreugd op mij neer, Omdat ik vertrouw op uw woord.

WILLIBRORD

Die U vrezen, zij zien mij met vreugde: want hoe hoopvol verbeid ik uw woord!

75
CANISIUS

Ik weet, dat uw oordeel rechtvaardig is, Jahweh, En dat Gij mij naar verdienste kastijdt;

WILLIBRORD

Heer uw rechtsbestel weet ik rechtvaardig: het blijft waarheid als Gij mij beproeft.

76
CANISIUS

Maar uw genade zij mij tot troost, Naar uw bestel voor uw knecht;

WILLIBRORD

Laat dan uw genade mijn troost zijn, naar uw woord het belooft aan uw knecht.

77
CANISIUS

Uw ontferming dale op mij neer, en doe mij herleven, Want uw wet is mij een verkwikking.

WILLIBRORD

Nadert mij uw ontferming, ik leef weer; en hoe brengt mij uw wet in vervoering!

78
CANISIUS

Schande voor de trotsen, die onverdiend mij verdrukken, Daar ik uw bevelen bedenk;

WILLIBRORD

Schande treffe hen die mij schaamteloos, mij verraderlijk hebben beticht: slechts aan uw opdrachten dacht ik.

79
CANISIUS

Maar mijn vrienden mogen zijn, die U vrezen, En die uw vermaningen kennen;

WILLIBRORD

Welkom zullen mij zijn die U vrezen, die uw uitspraken hebben verstaan.

80
CANISIUS

Door uw inzettingen worde mijn hart zonder smet, Zodat ik niet beschaamd hoef te staan.

WILLIBRORD

Laat mijn hart uw verbondseisen trouw zijn onverdeeld dat ik nimmer beschaamd sta.

81
CANISIUS

Mijn ziel smacht naar uw heil, Ik vertrouw op uw woord;

WILLIBRORD

Smachtend ziet mijn ziel uit naar uw heil: van uw woord wacht ik de vervulling.

82
CANISIUS

Mijn ogen hunkeren naar uw bestel, En vragen: Wanneer brengt Gij mij troost?

WILLIBRORD

Uw woord gaaft ge - hoe hunkeren mijn ogen: 'wanneer', vragen zij,' zult Gij mij troosten?'

83
CANISIUS

Al ben ik als een leren zak in de rook, Toch vergeet ik uw inzettingen niet.

WILLIBRORD

Werd ik dan als een zak in de rook: ik verzaak uw verbondseisen nimmer.

84
CANISIUS

Ach, hoelang zal uw dienstknecht nog leven, En wanneer voltrekt Gij aan mijn vervolgers uw oordeel?

WILLIBRORD

Van uw knecht de dagen - hoeveel nog? Wanneer vonnist Gij mijn vervolgers?

85
CANISIUS

Onbeschaamden hebben mij kuilen gegraven, Want ze leven niet naar uw wet.

WILLIBRORD

Hoe schaamteloos graaft mij een kuil wat niet naar uw wet wenst te leven!

86
CANISIUS

Al uw geboden zijn waarachtig, Maar men vervolgt mij met leugens: Ach kom mij te hulp;

WILLIBRORD

Uw geboden tesamen: de waarheid. Men vervolgt mij verraderlijk: help mij!

87
CANISIUS

Men had mij haast van de aarde verdelgd, Toch had ik mij niet aan uw bevelen onttrokken;

WILLIBRORD

Haast had men in dit land mij vernietigd: nooit heb ik uw opdrachten verzaakt.

88
CANISIUS

Behoud mij in het leven naar uw genade, En de vermaningen van uw mond volg ik op!

WILLIBRORD

Geef mij, krachtens uw goedheid, nieuw leven; laat mij wachter zijn van uw getuigenis.

89
CANISIUS

Uw woord blijft eeuwig, o Jahweh, Het staat vast als de hemel;

WILLIBRORD

Tot in alle eeuwigheid, Heer, staat uw woord in de hemelen gegrondvest.

90
CANISIUS

Uw bestel houdt stand van geslacht tot geslacht, Staat vast als de aarde, die Gij hebt gegrond;

WILLIBRORD

Van geslacht tot geslacht is uw trouw; Gij grondvestte de aarde: zij stond er.

91
CANISIUS

En naar uw voorschriften blijven ze ook nu nog bestaan, Want het heelal is uw dienstknecht!

WILLIBRORD

Naar uw bestel staat tot op heden heel de schepping: aan U onderworpen.

92
CANISIUS

Wanneer uw wet mij niet had verkwikt, Dan was ik in mijn ellende te gronde gegaan;

WILLIBRORD

Was uw wet er niet - mijn hoogste vreugde - ik was aan mijn ellende bezweken.

93
CANISIUS

Nimmer zal ik dan uw bevelen vergeten, Want juist daardoor doet Gij mij leven.

WILLIBRORD

Nooit verzaak ik uw opdrachten. Nimmer. Want daarin gaaft Gij mij nieuw leven.

94
CANISIUS

Ik ben de uwe: Ach, kom mij te hulp, Want ijverig spoor ik uw voorschriften na;

WILLIBRORD

U behoor ik: stel mij in uw heil; uw opdrachten vraag ik te kennen.

95
CANISIUS

De bozen loeren, om mij te verdelgen, Maar ik blijf uw vermaningen achten.

WILLIBRORD

Uw weerstrevers beogen mijn ondergang; ik tracht uw uitspraken te peilen.

96
CANISIUS

Aan alles zie ik een eind, al is het nog zo volmaakt, Maar uw gebod is onbegrensd!

WILLIBRORD

Niets voltooid, of ik zie: het is eindig. Uw woord verwijdt zich - onbegrensd.

97
CANISIUS

Hoe lief toch heb ik uw wet, Ik overweeg ze de hele dag door!

WILLIBRORD

Uw wet - hoezeer heb ik haar lief! De dag lang blijf ik haar bepeinzen.

98
CANISIUS

Uw gebod maakt mij wijzer dan mijn vijanden zijn, Want het vergezelt mij voor eeuwig;

WILLIBRORD

Wegwijs maakt mij - o meer dan de vijand! - uw gebod: mijn bijstand te allen tijde.

99
CANISIUS

Ik heb meer verstand dan al mijn meesters, Want ik denk over uw vermaningen na;

WILLIBRORD

In verstand beschaam ik mijn meesters: om uw uitspraken cirkelt mijn peinzen.

100
CANISIUS

En ik heb helderder inzicht dan de oudsten, Want ik neem uw bevelen in acht.

WILLIBRORD

Inzicht win ik: meer dan wie vergrijsd zijn, doordat ik uw opdrachten nakom.

101
CANISIUS

Van alle slechte paden houd ik mijn voeten, Om uw woord te volbrengen;

WILLIBRORD

Geen voet zet ik op euvele paden, want ik wil uw woord onderhouden.

102
CANISIUS

En van uw voorschriften wijk ik niet af, Want Gij hebt ze mij zelf onderwezen.

WILLIBRORD

Van uw rechtsorde wijk ik niet af: Gij zijt het die mij in de leer naamt.

103
CANISIUS

Hoe zoet voor mijn gehemelte is uw bestel, Meer dan honing voor mijn mond;

WILLIBRORD

Hoe kostelijk uw woorden te proeven; bij het zeggen zoeter dan honing.

104
CANISIUS

Door uw inzettingen ben ik verstandig geworden, En haat dus ieder leugenpad.

WILLIBRORD

Uit uw opdrachten won ik mijn inzicht: daarom ga ik elk kronkelpad haten.

105
CANISIUS

Uw woord is een lamp voor mijn voeten, En een licht op mijn pad;

WILLIBRORD

Een lamp voor mijn voet is uw woord, een schijnend licht op mijn pad.

106
CANISIUS

Ik heb gezworen, en zal het gestand doen, Uw rechtvaardige voorschriften te onderhouden.

WILLIBRORD

Ik zwoer - en ik zal het gestand doen - mij aan uw rechtsorde te houden.

107
CANISIUS

Ach, Jahweh, ik ga zo diep gebukt, Wek mij ten leven naar uw bestel;

WILLIBRORD

Ik ben wel ten diepste verslagen; geef, Heer, naar uw woord, mij nieuw leven.

108
CANISIUS

Wil de offeranden van mijn mond aanvaarden, o Jahweh, En onderricht mij in uw geboden.

WILLIBRORD

Heer, aanvaard wat als dank ik U toezeg: leer mij dan wat uw rechtsorde is.

109
CANISIUS

Al zweeft mijn leven in voortdurend gevaar, Toch vergeet ik nimmer uw wet;

WILLIBRORD

Mijn leven staat steeds op het spel; maar nooit heb ik uw wet losgelaten.

110
CANISIUS

En al leggen de bozen mij strikken, Van al uw bevelen wijk ik niet af.

WILLIBRORD

Willen mij uw weerstrevers verstrikken, ik zwerf niet van uw opdrachten af.

111
CANISIUS

Uw vermaningen blijven mijn erfdeel voor eeuwig, Want ze zijn de vreugd van mijn hart;

WILLIBRORD

Uw uitspraken - mijn deel onvervreemdbaar; zij blijven de vreugde mijns harten.

112
CANISIUS

En ik heb er mijn hart op gezet, Naar uw inzettingen te leven voor eeuwig en immer!

WILLIBRORD

Ik heb er mijn hart op gezet volgens uw verbondseisen te leven. Dit zij voor eeuwig mijn richtsnoer.

113
CANISIUS

Ik haat halfslachtige wezens, Maar uw wet heb ik lief;

WILLIBRORD

Wie op twee gedachten hinkt haat ik; al mijn liefde gaat uit naar uw wet.

114
CANISIUS

Gij zijt mijn schuts en mijn schild, Ik vertrouw op uw woord;

WILLIBRORD

Mijn schutse zijt Gij, mijn schild; op grond van uw woord mag ik hopen.

115
CANISIUS

Weg van mij, zondaars, Laat mij de geboden van mijn God onderhouden!

WILLIBRORD

Laat van mij af, gij verleiders! Wat mijn God gebiedt zal ik houden.

116
CANISIUS

Sterk mij naar uw bestel, opdat ik blijf leven, En laat mijn hoop niet worden beschaamd;

WILLIBRORD

Richt mijn leven op, naar uw belofte; beschaam mij niet in mijn verwachting.

117
CANISIUS

Stut mij, opdat ik worde gered, En mij altijd aan uw bevelen verkwikke.

WILLIBRORD

Geef mij kracht dat ik vrijkomen mag, zien mag op uw verbondseisen - durend.

118
CANISIUS

Wie uw inzettingen verlaten, zijn U een gruwel, Want ze bedenken enkel leugens;

WILLIBRORD

Die uw verbondseisen ontlopen veracht Gij: hun slimheid is ijdel.

119
CANISIUS

En als afval veracht Gij alle bozen op aarde, Daarom heb ik uw vermaningen lief.

WILLIBRORD

Gij hebt hen verworpen als afval die U weerstreefden op aarde: temeer wil ik uw uitspraken eren.

120
CANISIUS

Mijn lichaam beeft voor U van schrik, En ik ben bevreesd voor uw oordeel!

WILLIBRORD

Van schrik voor u siddert mijn lichaam; ik moet uw rechtsbestel duchten.

121
CANISIUS

Een rechtvaardig oordeel hebt Gij geveld, Lever mij niet over aan mijn verdrukkers;

WILLIBRORD

Gij schiep de orde des rechts: laat mij niet door hun overmacht grijpen.

122
CANISIUS

Uw woord blijve borg voor uw dienaar, Laat geen onbeschaamde mij kwellen.

WILLIBRORD

Wees Gij borg voor uw knecht - dat hij rust vindt: laat mij niet door hun hoogmoed vernederen.

123
CANISIUS

Mijn ogen smachten naar uw heil, En naar uw rechtvaardig bestel;

WILLIBRORD

Uw heil - daarnaar hunkeren mijn ogen, naar het recht dat uw woord ons belooft.

124
CANISIUS

Handel met uw dienstknecht naar uw genade, En leer mij uw inzettingen kennen;

WILLIBRORD

Handel met uw knecht naar uw genade: leer mij wat uw verbondseisen zijn.

125
CANISIUS

Ik ben uw dienstknecht: ach, geef mij verstand, Opdat ik uw vermaningen moge begrijpen.

WILLIBRORD

Ik ben uw knecht: geef Gij mij inzicht, dat ik uw uitspraken verstaan mag.

126
CANISIUS

Het is tijd om te handelen, Jahweh: Men verkracht uw wet;

WILLIBRORD

Het uur breekt aan, Heer, om te handelen: zij slaan schendig de hand aan uw wet.

127
CANISIUS

Daarom heb ik uw geboden lief, Boven goud en edel metaal;

WILLIBRORD

Met recht begeer ik uw geboden boven goud, boven onvermengd goud.

128
CANISIUS

Daarom richt ik mij naar al uw bevelen, En haat ik ieder leugenpad.

WILLIBRORD

Met recht volg ik uw opdrachten - strikt; ieder kronkelpad wekt mijn afschuw.

129
CANISIUS

Uw vermaningen zijn wondervol, Mijn ziel neemt ze daarom in acht;

WILLIBRORD

Uw uitspraken - wonderen alle; zo dat heel mijn hart daarbij leeft.

130
CANISIUS

De openbaring van uw woord straalt licht van zich uit, En geeft wijsheid aan de eenvoudigen;

WILLIBRORD

Als uw woord open gaat wordt het licht: het schenkt onwetenden inzicht.

131
CANISIUS

En smachtend open ik mijn mond, Want ik hunker naar uw geboden.

WILLIBRORD

Ik open gretig mijn mond; ik honger naar uw geboden.

132
CANISIUS

Keer U tot mij, en wees mij genadig, Naar uw beschikking voor hen, die uw Naam beminnen;

WILLIBRORD

Keer U tot mij, wees mij genadig: zo bejegent Gij wie uw naam eren.

133
CANISIUS

Richt mijn schreden naar uw bestel, En laat geen onheil mij treffen.

WILLIBRORD

Richt, door uw belofte, mijn voetstap: laat het kwaad geen greep op mij krijgen.

134
CANISIUS

Bevrijd mij van de verdrukking der mensen, Opdat ik trouw uw bevelen volbrenge;

WILLIBRORD

Maak mij vrij van het dwingen der mensen, opdat ik uw opdrachten nakom.

135
CANISIUS

Laat uw aangezicht stralen over uw dienstknecht, En leer mij uw inzettingen kennen.

WILLIBRORD

Stel uw knecht in het licht van uw aanschijn: leer mij wat uw verbondseisen zijn.

136
CANISIUS

Stromen van tranen ontwellen mijn ogen, Omdat men uw wet niet beleeft.

WILLIBRORD

Als bronwellen vloeien mijn tranen: omdat men uw wet veronachtzaamt.

137
CANISIUS

Rechtvaardig zijt Gij, o Jahweh, En ook uw voorschriften zijn volgens recht;

WILLIBRORD

Rechtvaardig zijt Gij, o Heer; volstrekt is uw orde des rechts.

138
CANISIUS

In gerechtigheid hebt Gij uw vermaningen gegeven, En in volledige trouw.

WILLIBRORD

Uw uitspraken stelt Gij: zij gelden; men mag er zich vast op verlaten.

139
CANISIUS

Ik word door ergernis verteerd, Omdat mijn vijanden uw woord vergeten;

WILLIBRORD

Mijn ijveren voor U brandt mij op; die mij kwellen vergeten uw woorden.

140
CANISIUS

Maar uw bestel is beproefd als in vuur, En uw dienstknecht heeft het lief;

WILLIBRORD

Uw woord - van het puurste gehalte; uw knecht vereert het in liefde.

141
CANISIUS

En al ben ik maar klein en gering, Nooit wil ik uw bevelen vergeten.

WILLIBRORD

Ik mag nietig zijn, weinig in tel: uw opdrachten ontrouw was ik nimmer.

142
CANISIUS

Ongerept blijft uw gerechtigheid voor eeuwig en immer, En waarachtig uw wet;

WILLIBRORD

Uw gerechtigheid geldt voor de eeuwen; uw wet betekent de waarheid.

143
CANISIUS

Al treffen mij nood en ellende, Uw geboden zijn mijn verkwikking.

WILLIBRORD

Hoezeer nood en verdrukking mij troffen, uw geboden zijn mijn hoogste vreugde.

144
CANISIUS

Uw inzettingen zijn rechtvaardig voor eeuwig; Onderricht mij er in, opdat ik blijf leven!

WILLIBRORD

Uw uitspraken gelden voor eeuwig; geef mij daarin inzicht: ten leven.

145
CANISIUS

Ik roep met heel mijn hart: Jahweh verhoor mij! Uw inzettingen wil ik trouw onderhouden;

WILLIBRORD

Heel mijn hart roept U. Antwoord mij, Heer: ik zal uw verbondseisen trouw zijn.

146
CANISIUS

Ik roep U aan: ach, kom mij te hulp, Om uw vermaningen te beleven.

WILLIBRORD

Ik blijf om U roepen; verlos mij: ik wil naar uw uitspraken leven.

147
CANISIUS

Ik ben met mijn smeken de dageraad vóór, Want ik smacht naar uw woord;

WILLIBRORD

Eer het schemert verheft zich mijn roepen; uw woord daarop stel ik mijn hopen.

148
CANISIUS

En mijn ogen voorkomen de nachtwake, Om op te zien naar uw bestel.

WILLIBRORD

Mijn oog, eer de nachtwaken ingaan, keert zich peinzend naar uw belofte.

149
CANISIUS

Hoor in uw goedheid mijn smeken, o Jahweh, En wek mij naar uw beschikking ten leven;

WILLIBRORD

Hoor, krachtens uw goedheid, mijn aanroep; geef mij, Heer, naar uw orde nieuw leven.

150
CANISIUS

Mijn listige vervolgers zijn al nabij, Maar ze houden zich ver van uw wet;

WILLIBRORD

Naderbij die hun aanslag beogen, van uw wet zich hebben verwijderd.

151
CANISIUS

Maar Gij ook, Jahweh, zijt nabij, En waarachtig zijn al uw geboden;

WILLIBRORD

Gijzelf, Heer, Gij zijt nabij: al uw geboden zijn waarheid.

152
CANISIUS

Van oudsher ken ik uw bevelen, Want Gij hebt ze gegeven voor eeuwig!

WILLIBRORD

Allereerst - uit uw uitspraken weet ik: voor eeuwig maakt Gij ze tot grondslag.

153
CANISIUS

Aanschouw mijn ellende, en kom mij te hulp, Want nooit vergeet ik uw wet;

WILLIBRORD

Zie naar mijn ellende, bevrijd mij: nooit heb ik uw wet losgelaten.

154
CANISIUS

Wees mijn verdediger en mijn beschermer, En doe mij leven naar uw bestel.

WILLIBRORD

Voer mijn rechtsgeding, doe mij vrijuit gaan; maak mijn leven nieuw naar uw belofte.

155
CANISIUS

Het heil blijft ver van de bozen verwijderd, Want ze zoeken uw inzettingen niet;

WILLIBRORD

Het heil wijkt ver van de bozen: uw verbondseisen zoeken zij niet.

156
CANISIUS

Maar uw barmhartigheid, Jahweh, is groot, Wek mij ten leven naar uw woord.

WILLIBRORD

Uw erbarmen, Heer, is oneindig; geef mij, naar uw orde, nieuw leven.

157
CANISIUS

Al zijn mijn vervolgers en vijanden talrijk, Van uw vermaningen wijk ik niet af;

WILLIBRORD

Ongeteld mijn vervolgers, mijn kwellers: van uw uitspraken wil ik niet wijken.

158
CANISIUS

Het walgt mij, als ik trouwelozen aanschouw, Die uw geboden niet willen volbrengen.

WILLIBRORD

De slinksen zie ik met afschuw: wie zo is licht de hand met uw woord.

159
CANISIUS

Zie, hoe ik uw bevelen liefheb, o Jahweh, Laat mij dan leven naar uw genade;

WILLIBRORD

Zie, hoezeer ik uw opdrachten aanhang; geef mij, Heer, in uw goedheid nieuw leven.

160
CANISIUS

Uw woord is een en al waarheid, En eeuwig houden al uw rechtvaardige voorschriften stand.

WILLIBRORD

Hoofdsom van uw woord is de waarheid: heel uw rechtsbestel staat voor eeuwig.

161
CANISIUS

Vorsten vervolgen mij zonder enige grond, Maar mijn hart is enkel beducht voor uw woord.

WILLIBRORD

Die macht hebben vervolgen mij blindelings. Mijn bevend ontzag geldt uw woord.

162
CANISIUS

Ik verheug mij over uw bestel, Als iemand, die rijke buit heeft gemaakt;

WILLIBRORD

Zo verheugd ben ik om uw belofte als een mens die een schat heeft bemachtigd.

163
CANISIUS

Leugen en haat verfoei ik, Maar uw inzettingen heb ik lief.

WILLIBRORD

Ik haat, ik verafschuw onwaarheid; al mijn liefde gaat uit naar uw wet.

164
CANISIUS

Zeven maal daags zing ik uw lof, Om uw rechtvaardige voorschriften;

WILLIBRORD

Dagelijks spreek ik uw lof - zeven malen, om de orde gegrond in uw recht.

165
CANISIUS

Die uw wet beminnen, genieten een heerlijke vrede, En struikelen nooit.

WILLIBRORD

Grote vrede ervaart wie uw wet eert; voor hem ligt er geen steen des aanstoots.

166
CANISIUS

Jahweh, ik smacht naar uw heil, En onderhoud uw geboden;

WILLIBRORD

Uw heil, Heer, blijf ik verbeiden; uw geboden leef ik trouw na.

167
CANISIUS

Ik volg uw vermaningen op, En bemin ze van harte;

WILLIBRORD

Mijn hart wil naar uw uitspraken leven die het lief heeft gekregen - steeds meer.

168
CANISIUS

Ik volbreng uw bevelen, Ja, heel mijn leven ligt voor U bloot!

WILLIBRORD

Uw opdrachten heb ik betracht. Zie, mijn levensgang ligt voor U open.

169
CANISIUS

Jahweh, mijn smeken dringe tot U door, Geef mij inzicht naar uw woord;

WILLIBRORD

Laat mijn aanroep, Heer, tot U naderen: geef mij, uw woord getrouw, inzicht.

170
CANISIUS

Moge mijn gebed voor uw aangezicht komen, Breng mij redding naar uw bestel.

WILLIBRORD

Mijn smeken bereike uw aanschijn: maak mij vrij, uw belofte getrouw.

171
CANISIUS

Dan zal een lofzang mijn lippen ontstromen, Omdat Gij uw inzettingen mij hebt geleerd;

WILLIBRORD

Laat mijn stem een lofzang doen opgaan: Gij leert mij uw verbondseisen kennen.

172
CANISIUS

En mijn tong zal uw waarachtigheid loven, Want al uw vermaningen zijn gerecht.

WILLIBRORD

Laat mijn lied zingen van uw belofte: elk gebod van U houdt het recht in.

173
CANISIUS

Uw hand zij bereid, mij te helpen, Want uw bevelen heb ik verkoren;

WILLIBRORD

Zo zij dan uw hand mij tot hulp; voor uw opdrachten heb ik gekozen.

174
CANISIUS

Jahweh, ik smacht naar uw heil, En uw wet is mij een verkwikking.

WILLIBRORD

Naar uw heil, o Heer, blijf ik verlangen; uw wet brengt mij in vervoering.

175
CANISIUS

Mijn ziel moge leven, om U te loven, En uw voorschriften mogen mij helpen;

WILLIBRORD

Dat mijn ziel waarlijk leeft en uw lof zingt: moge uw rechtsorde daartoe mijn hulp zijn.

176
CANISIUS

Als een verloren schaap dool ik rond: zoek uw dienaar weer op, Want nimmer heb ik uw geboden vergeten!

WILLIBRORD

Soms zwerf ik - een schaap dat verdwaald is. O, breng Gij uw knecht dan terug: nimmer liet ik hen los - uw geboden.