Psalmen 116

Alle 2 beschikbare vertalingen

1
CANISIUS

Halleluja! Ik heb Jahweh lief, Want Hij hoort naar mijn smeken!

WILLIBRORD

Hem, de Heer, heb ik lief: Hij hoorde mijn roep om erbarmen;

2
CANISIUS

Hij luisterde naar mij, toen ik riep

WILLIBRORD

zijn oor heeft Hij tot mij geneigd in de ure dat ik Hem riep.

3
CANISIUS

En de strikken des doods mij omknelden; Toen doodsangst mij kwelde, Nood en jammer mij troffen.

WILLIBRORD

Toen koorden des doods mij omsnoerden, naar mij grepen angsten voor de afgrond, beklemming mij aangreep en pijn,

4
CANISIUS

Ik riep de Naam van Jahweh aan: "Ach, Jahweh, spaar toch mijn leven!"

WILLIBRORD

toen riep ik de naam van de Heer aan: 'laat mij, Heer, toch het leven behouden!'

5
CANISIUS

En Jahweh was genadig en trouw, Onze God vol ontferming:

WILLIBRORD

Genadig de Heer en rechtvaardig; onze God, Hij is vol ontferming:

6
CANISIUS

Jahweh waakt over de zwakken; Ik was uitgeput, maar Jahweh heeft mij gered!

WILLIBRORD

de Heer hoedt wie argeloos zijn, bracht mij, de verslagene, redding.

7
CANISIUS

Wees dan gelaten, mijn ziel; Want Jahweh blijft voor u zorgen:

WILLIBRORD

Keer dan weder, mijn ziel, tot uw rust, want de Heer heeft het voor u voltrokken:

8
CANISIUS

Hij heeft mij gered van de dood, Mijn ogen van tranen, mijn voeten van stoten;

WILLIBRORD

Gij verloste mijn leven uit de dood, hebt de tranen gewist van mijn ogen, nam de aanstoot weg voor mijn voet.

9
CANISIUS

Nog mag ik voor Jahweh’s aanschijn wandelen In de landen der levenden!

WILLIBRORD

Thans wandel ik vrij voor Gods aanschijn in het land waar de levenden zijn.

10
CANISIUS

Ik blijf dus vertrouwen, al roep ik ook uit: "Ik ben diep ongelukkig!"

WILLIBRORD

Ik geloofde; ook toen ik sprak: 'al te diep word ik nedergebogen',

11
CANISIUS

Al zou ik in mijn ellende ook zeggen: "Er is geen mens te vertrouwen!"

WILLIBRORD

toen ik heb gezegd in mijn nood: 'heel het mensengeslacht is bedrieglijk'.

12
CANISIUS

Hoe zal ik Jahweh kunnen vergelden Al het goede, dat Hij mij deed?

WILLIBRORD

Kan ik ooit vergelden de Heer alwat Hij voor mij heeft volvoerd?

13
CANISIUS

De kelk der redding hef ik omhoog, En roep de Naam van Jahweh aan;

WILLIBRORD

De beker des heils wil ik heffen, aanroepen de naam van de Heer,

14
CANISIUS

Ik zal mijn gelofte aan Jahweh volbrengen Ten overstaan van heel het volk:

WILLIBRORD

de Heer mijn geloften inlossen ten overstaan van heel zijn volk.

15
CANISIUS

Want te duur was in de ogen van Jahweh De dood zijner vromen.

WILLIBRORD

De Heer ziet het niet als gering, het sterven van zijn getrouwen.

16
CANISIUS

Ach Jahweh, ik ben maar uw knecht, de zoon van uw dienstmaagd, Toch hebt Gij mijn boeien verbroken:

WILLIBRORD

O, Heer, uw knecht mag ik zijn, uw knecht ben ik, zoon van uw dienstmaagd: want Gij hebt mijn boeien ontsloten.

17
CANISIUS

Ik breng U dan een offer van dank, En roep de Naam van Jahweh aan,

WILLIBRORD

Mijn dankoffer wil ik U brengen, aanroepen de naam van de Heer,

18
CANISIUS

-

WILLIBRORD

inlossen de Heer mijn geloften ten overstaan van heel zijn volk:

19
CANISIUS

In de voorhoven van Jahweh’s huis, Binnen uw muren, Jerusalem!

WILLIBRORD

in zijn voorhoven, in het huis van Jahwe: waar uw hart is, Jeruzalem. Godlof!