Psalmen 108

Alle 2 beschikbare vertalingen

1
CANISIUS

Een lied; een psalm van David. Mijn hart is gerust, o mijn God; Ik wil zingen en spelen:

WILLIBRORD

Een lied. Een psalm van David.

2
CANISIUS

Word wakker, mijn lofzang; harp en citer ontwaak; Ik wil het morgenrood wekken!

WILLIBRORD

Mijn hart, God, weet zich gerust. Zingen mag ik, tokkelen de snaren: ja - dat is mijn glorie.

3
CANISIUS

Ik wil U loven onder de volken, o Jahweh, U verheerlijken onder de naties;

WILLIBRORD

Ontwaak, mijn cither, mijn harp, ik zing het morgenrood wakker,

4
CANISIUS

Want uw goedheid reikt tot de hemel, En tot de wolken uw trouw.

WILLIBRORD

U ter ere, Heer, doe ik klinken mijn loflied onder de volken, alom in hun landen mijn harpzang.

5
CANISIUS

Verhef U boven de hemelen, o God; Uw glorie vervulle de aarde!

WILLIBRORD

Want hemelhoog is uw genade, tot de wolken toe reikt uw trouw.

6
CANISIUS

Wil uw geliefden dan redden, Strek uw rechterhand uit, en verhoor ons!

WILLIBRORD

Hoger, God, dan de hemelen verhef U, laat uw glorie de aarde omvatten,

7
CANISIUS

Bij zijn heiligheid heeft God het beloofd: Juichend zal ik Sikem verdelen, En het dal van Soekkot meten;

WILLIBRORD

opdat uw geliefden bevrijd zijn. Geef met sterke hand de triomf; o, verhoor mij!

8
CANISIUS

Mij behoort Gilad, van mij is Manasse. Efraïm is de helm van mijn hoofd, Juda mijn schepter,

WILLIBRORD

En God in zijn heiligdom sprak het. - juichend zal Ik Sichem verdelen, van Sukkot het rivierdal verkavelen;

9
CANISIUS

Moab is mijn voetenbekken; Op Edom werp ik mijn schoeisel, Over Filistea hef ik mijn zegekreet aan.

WILLIBRORD

van Mij Gilead, van Mij Manasse, Efraim is mijn hoofd tot een helm, Juda's heersersstaf is de mijne.

10
CANISIUS

Maar wie brengt mij nu binnen de vesting, Wie zal mij naar Edom geleiden;

WILLIBRORD

Moab moet mijn wasbekken wezen, op Edom werp Ik mijn sandaal, mijn triomfkreet treft Filistea.

11
CANISIUS

Moet Gij het niet zijn, die ons hebt verstoten, o God, En niet langer met onze heirscharen optrekt, o God?

WILLIBRORD

Wie brengt mij in die stad zo onneembaar? Wie gaat mij voor tot in Edom?

12
CANISIUS

Ach, help ons dan tegen den vijand, Want hulp van mensen is ijdel.

WILLIBRORD

Ja, Gij God, die ons hiertoe bestemd hebt: gaat Gij niet aan de spits onzer scharen?

13
CANISIUS

Maar met God zijn wij sterk; Hij zal onze verdrukkers vertrappen!

WILLIBRORD

Geef ons hulp tegen wie ons te na komt: uitredding door mensen - een drogbeeld!

14
CANISIUS

Niet beschikbaar in deze vertaling

WILLIBRORD

Met God weten wij ons te weren. Hij is het die onze belagers de voet zal zetten op de nek!