Psalmen 108

Petrus Canisius Vertaling (CANISIUS)

1

Een lied; een psalm van David. Mijn hart is gerust, o mijn God; Ik wil zingen en spelen:

2

Word wakker, mijn lofzang; harp en citer ontwaak; Ik wil het morgenrood wekken!

3

Ik wil U loven onder de volken, o Jahweh, U verheerlijken onder de naties;

4

Want uw goedheid reikt tot de hemel, En tot de wolken uw trouw.

5

Verhef U boven de hemelen, o God; Uw glorie vervulle de aarde!

6

Wil uw geliefden dan redden, Strek uw rechterhand uit, en verhoor ons!

7

Bij zijn heiligheid heeft God het beloofd: Juichend zal ik Sikem verdelen, En het dal van Soekkot meten;

8

Mij behoort Gilad, van mij is Manasse. Efraïm is de helm van mijn hoofd, Juda mijn schepter,

9

Moab is mijn voetenbekken; Op Edom werp ik mijn schoeisel, Over Filistea hef ik mijn zegekreet aan.

10

Maar wie brengt mij nu binnen de vesting, Wie zal mij naar Edom geleiden;

11

Moet Gij het niet zijn, die ons hebt verstoten, o God, En niet langer met onze heirscharen optrekt, o God?

12

Ach, help ons dan tegen den vijand, Want hulp van mensen is ijdel.

13

Maar met God zijn wij sterk; Hij zal onze verdrukkers vertrappen!

Deel specifieke verzen

Genereer een link om specifieke verzen uit dit hoofdstuk te delen.