Psalmen 102

Alle 2 beschikbare vertalingen

1
CANISIUS

Gebed van een ongelukkige, als de moed hem ontzinkt, en hij voor Jahweh zijn jammerklacht uitstort. Jahweh, hoor mijn gebed, Mijn jammerklacht dringe tot U door!

WILLIBRORD

Gebed van een ongelukkige als hij dreigt te bezwijken en dan zijn hart voor Jahwe uitstort.

2
CANISIUS

Verberg voor mij uw aanschijn niet, Wanneer het mij bang wordt; Luister naar mij, als ik roep, En verhoor mij toch snel!

WILLIBRORD

Heer, hoor mijn gebed, laat mijn hulpgeroep tot U naderen,

3
CANISIUS

Want als rook gaan mijn dagen voorbij; En mijn gebeente gloeit als een oven;

WILLIBRORD

wend uw aanschijn niet van mij af thans, in het uur van mijn nood; maar neig Gij tot mij uw oor: waar ik roep tot U antwoord mij ijlings.

4
CANISIUS

Mijn hart is verdroogd en verdord als het gras, Want ik denk er niet aan, mijn brood nog te eten;

WILLIBRORD

Want als rook vervliegen mijn dagen, het brandt binnenin mij als vuur;

5
CANISIUS

En door mijn klagen en kermen, Kleeft mijn gebeente aan mijn vlees.

WILLIBRORD

dor gras, zo verschroeid is mijn hart; mijn brood vergeet ik te eten.

6
CANISIUS

Ik ben als een pelikaan der woestijn, En als een uil tussen puinen;

WILLIBRORD

Jammerklagend ben ik weggeteerd tot op het bot;

7
CANISIUS

Ik kan niet meer slapen, en zit maar te klagen, Als een eenzame mus op het dak.

WILLIBRORD

de kraai van de steppe gelijk ik, ben een uil die in bouwvallen huist;

8
CANISIUS

Mijn vijanden houden niet op, mij te honen, En tegen mij te razen en te vloeken.

WILLIBRORD

ik vind de slaap niet, ik word als de vogel, eenzaam op het dak.

9
CANISIUS

Ja, ik eet as als mijn brood, En met tranen meng ik mijn drank;

WILLIBRORD

Heel de dag gaan mijn vijanden aan en vervloeken al scheldend mijn naam:

10
CANISIUS

Want Gij hebt om uw gramschap en toorn Mij opgenomen en weggeslingerd!

WILLIBRORD

zo eet ik dan as voor brood, wat ik drink vermeng ik met tranen

11
CANISIUS

Mijn dagen vlieden heen als een schaduw, Ik kwijn weg als het gras.

WILLIBRORD

ten overstaan van uw gramschap, uw toorn: Gij hief mij en hebt mij verworpen.

12
CANISIUS

Maar Gij, Jahweh, blijft eeuwig, En uw Naam van geslacht tot geslacht!

WILLIBRORD

Mijn dagen - een neigende schaduw, en ikzelf, ik verschrompel - dor gras.

13
CANISIUS

Gij zult opstaan, en U over Sion ontfermen: Het is tijd, hem genadig te zijn; het uur is gekomen!

WILLIBRORD

Nochtans, Heer, uw troon staat voor eeuwig, uw naam blijft - geslacht op geslacht.

14
CANISIUS

Want uw dienaars hebben zijn stenen lief, En hebben deernis met zijn puinen.

WILLIBRORD

Gij zult opstaan, om Sion bewogen, zie! de tijd haar genadig te zijn, de tijd voorbestemd is gekomen:

15
CANISIUS

Dan zullen de heidenen de Naam van Jahweh vrezen, Alle vorsten der aarde uw majesteit:

WILLIBRORD

hoe lief zijn uw knechten haar stenen, met deernis zien zij haar puin.

16
CANISIUS

Omdat Jahweh Sion herbouwt, En Zich openbaart in zijn glorie;

WILLIBRORD

Volken, Heer, zullen duchten uw naam, alle koningen der aarde uw glorie

17
CANISIUS

Zich tot de bede der verlatenen neigt, En hun gebed niet versmaadt!

WILLIBRORD

als Jahwe Sion heeft herbouwd, is verschenen in majesteit,

18
CANISIUS

Men schrijve dit op voor een volgend geslacht, Opdat het volk, door Jahweh herschapen, Hem zal prijzen:

WILLIBRORD

tot de beden der armsten zich neigde, hun smeekgebed niet heeft versmaad.

19
CANISIUS

Als Jahweh weer neerziet Uit zijn heilige woning, En uit de hemel Weer neerblikt op aarde:

WILLIBRORD

Voor het nageslacht zij dit geboekstaafd: een herschapen volk spreekt Gods lof,

20
CANISIUS

Om het gekerm der gevangenen te horen, Te verlossen, die ten dode zijn gewijd;

WILLIBRORD

dat van heilige hoogten Hij schouwde, neerzag uit de hemel op aarde

21
CANISIUS

En om Jahweh’s Naam in Sion te melden, In Jerusalem zijn lof,

WILLIBRORD

om de klacht der gevangenen te horen, te bevrijden de kinderen des doods;

22
CANISIUS

Wanneer de volkeren zich verzamelen, En de koninkrijken, om Jahweh te dienen!

WILLIBRORD

dat Jahwe's naam in Sion gemeld zij, zijn lof in Jeruzalem,

23
CANISIUS

Wel heeft Hij midden op mijn weg mijn krachten gebroken, En mijn dagen verkort; maar toch blijf ik bidden:

WILLIBRORD

wanneer samenstromen de volken, koninkrijken: tot dienst aan de Heer.

24
CANISIUS

Mijn God, neem mij niet weg op de helft mijner dagen; Uw jaren duren van geslacht tot geslacht.

WILLIBRORD

Hoe brak Hij op de weg mijn kracht! Mijn dagen heeft Hij verkort.

25
CANISIUS

In den beginne hebt Gij de aarde gegrond, En de hemelen zijn het werk uwer handen!

WILLIBRORD

Ik pleit: 'doe Gij mij niet heengaan, mijn God, op de helft van mijn dagen: uw jaren zijn eeuwen en eeuwen!'

26
CANISIUS

Zij zullen vergaan, maar Gij blijft; Als een kleed zullen zij allen verslijten.

WILLIBRORD

Gij hebt voormaals de aarde gegrondvest, de hemel is werk uwer handen;

27
CANISIUS

Gij verwisselt ze als een mantel, zij zullen verdwijnen; Maar Gij blijft dezelfde, en uw jaren nemen geen einde.

WILLIBRORD

zouden zij vergaan, Gij houdt stand: raakten zij versleten als een mantel - als uw wisselkleed wisselt Gij hen

28
CANISIUS

Zo blijven ook de zonen uwer dienaars bestaan, En hun kroost houdt stand voor uw aanschijn!

WILLIBRORD

nochtans blijft Gij die Gij zijt, uw jaren nemen geen einde.

29
CANISIUS

Niet beschikbaar in deze vertaling

WILLIBRORD

Laat van ons, uw knechten, de kinderen hier woning maken. En geef hun nazaten bestand voor uw aanschijn.