Psalmen 101

Willibrord Vertaling (WILLIBRORD)

1

Van David. Een psalm. Thans een lied van verbondstrouw en recht; U ter ere, Heer, wil ik het zingen:

2

ik wil trachten naar eerlijke wandel, - wanneer zult Gij komen tot mij? - Ik verkeer in oprechtheid des harten in het binnenvertrek van mijn huis,

3

zal nimmer voor ogen gedogen enig ding dat geen daglicht kan zien; het doen der afvalligen haat ik, op mij heeft het geen vat.

4

En arglist laat ik niet tot mij toe, van laagheid wil ik niet weten;

5

een die heimelijk zijn naaste belastert, ik zal hem doen zwijgen voorgoed. Laatdunkende blikken, verbeelding, ik duld het niet om mij heen.

6

Want mijn ogen blijven gericht op de waarheidsgetrouwen in den lande, dat zij zich zetten rondom mij: de man die eerlijk zijn weg gaat, hem kies tot mijn dienaar ik uit.

7

Binnen mijn huis vindt geen verblijf wie handelt in laffe onoprechtheid, en iemand die leugens verkondigt kan niet voor mijn ogen bestaan.

8

Elke morgen maak ik korte metten met wie niet deugen in dit land: dat ik delg uit de stad van Jahwe elkeen die handelt ten kwade.

Deel specifieke verzen

Genereer een link om specifieke verzen uit dit hoofdstuk te delen.